ECLI:NL:CRVB:2012:BY7624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellant, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die zijn aanvraag voor bijzondere bijstand had afgewezen. De aanvraag betrof kosten voor de inrichting van zijn kamer, die volgens het college van burgemeester en wethouders van Groningen niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt. Appellant had op 12 april 2010 bijzondere bijstand aangevraagd, maar het college wees deze aanvraag af op 3 mei 2010, met de reden dat de kosten algemeen noodzakelijk zijn en dat appellant daarvoor had moeten sparen. Het college verklaarde het bezwaar tegen deze afwijzing ongegrond op 10 september 2010.
De rechtbank oordeelde in de aangevallen uitspraak dat de kosten voor de inrichting van de kamer niet uit bijzondere omstandigheden voortvloeiden. Appellant stelde dat zijn verhuizing niet voorzienbaar was en dat hij door psychische problemen niet samen met zijn moeder kon wonen, waardoor hij niet had kunnen reserveren voor de verhuizing. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de kosten in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden. De Raad concludeerde dat er geen acute noodzaak was voor de verhuizing en dat de omstandigheden waaronder appellant zijn woonruimte verloor, hem deels konden worden aangerekend.
De Raad stelde vast dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden niet als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 december 2012.