ECLI:NL:CRVB:2012:BY7615
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrondverklaring van verzet wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2012 uitspraak gedaan in het kader van een verzetprocedure. Appellant, A. te B., had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 18 september 2012, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in verzuim was geweest en dat er geen reden was om het verzuim niet aan hem tegen te werpen. Appellant had aangevoerd dat hij een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht had ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, maar dit was pas na de termijn voor betaling van het griffierecht kenbaar gemaakt. De Raad concludeerde dat appellant niet tijdig om uitstel van betaling had verzocht en dat zijn argumenten over betalingsonmacht niet binnen de gestelde termijn waren ingediend. De Raad oordeelde verder dat de hoogte van het griffierecht van € 115,-- geen belemmering vormde voor de toegang tot de rechter, aangezien appellant niet had aangetoond dat hij in onmacht verkeerde om het griffierecht tijdig te voldoen. De uitspraak van de Raad werd in het openbaar gedaan, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.