ECLI:NL:CRVB:2012:BY7612
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. De Raad had eerder, op 18 september 2012, geoordeeld dat het door appellant verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. Appellant had verzet aangetekend en aangevoerd dat het niet voldoen aan het griffierecht verschoonbaar was, omdat hij een aanvraag voor bijzondere bijstand had ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Hij stelde dat de toegang tot de rechter in het geding was en dat de hoogte van het griffierecht hem belemmerde in zijn recht om hoger beroep aan te tekenen.
De Raad overwoog dat appellant niet tijdig had aangegeven dat hij een aanvraag voor bijzondere bijstand had ingediend en dat hij geen bewijs had geleverd van betalingsonmacht. De Raad concludeerde dat appellant niet binnen de gestelde termijn om uitstel van betaling had verzocht en dat zijn argumenten niet voldoende waren om het verzuim niet aan hem tegen te werpen. De Raad oordeelde dat de hoogte van het griffierecht niet in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, aangezien appellant niet had aangetoond dat hij in onmacht verkeerde om het griffierecht tijdig te voldoen.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en gaf geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van griffier J. de Jong, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.