ECLI:NL:CRVB:2012:BY7263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- I.J. Penning
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld na zorgvuldig medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ziekengelduitkering van appellant, die zich op 11 januari 2010 ziek meldde na klachten aan zijn rechterarm, rechterschouder en linkerbeen, evenals blaasproblemen en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde na een medisch onderzoek op 9 april 2010 dat appellant per 12 april 2010 weer in staat was om zijn werkzaamheden als schoonmaker in een bioscoop te hervatten. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 6 juli 2010, met een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts als onderbouwing.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om lichte werkzaamheden te verrichten. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen waren onderschat en dat zijn klachten waren toegenomen. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de conclusie van de rechtbank konden weerleggen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op de datum in geding, 12 april 2010, niet in staat was om zijn eigen arbeid te verrichten. De Raad benadrukte dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek, waarbij zowel een verzekeringsarts als een bezwaarverzekeringsarts betrokken waren. De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.