ECLI:NL:CRVB:2012:BY7017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.M. Heijs
- P.J.M. Crombach
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van rechtsgevolgen bij verblijf in het buitenland en bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijstand ontving, had aangegeven van 14 december 2010 tot en met 13 maart 2011 in het buitenland te verblijven. De Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam had hem bij brief van 31 januari 2011 meegedeeld dat hij met behoud van uitkering maximaal vier weken per jaar in het buitenland mocht verblijven. Tegen deze brief stond geen bezwaar open, wat leidde tot een geschil over de rechtsgevolgen van zijn verblijf in het buitenland.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de brief van de DWI niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat rechtsgevolgen, zoals een verlaging van de bijstand, pas kunnen intreden na een nadere afweging door het bestuursorgaan, waarbij onder andere moet worden vastgesteld hoe lang de appellant feitelijk in het buitenland heeft verbleven en of hij de maximaal geldende vakantieduur heeft overschreden.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de brief geen zelfstandig rechtsgevolg had en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 december 2012.