ECLI:NL:CRVB:2012:BY6894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H. Bolt
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Ziektewet-uitkering aan appellant, die zich op 22 februari 2010 ziek had gemeld terwijl hij een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in een besluit van 10 maart 2010 geweigerd om appellant met ingang van die datum een Ziektewet-uitkering toe te kennen, omdat hij volgens het Uwv niet ongeschikt was voor zijn arbeid. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 28 mei 2010. Hierop volgde beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw betoogd dat hij, gezien zijn fysieke en psychische klachten, per 22 februari 2010 ongeschikt was voor zijn arbeid als tuinbouwmedewerker in de paprikateelt. Hij verwees naar medische informatie van zijn huisarts en PsyQ, en stelde dat de rechtbank niet over een duidelijke werkomschrijving beschikte om tot haar oordeel te komen. Het Uwv heeft in verweer gesteld dat er geen aanleiding was om het standpunt te wijzigen en heeft een rapport van een bezwaarverzekeringsarts overgelegd.
De Raad oordeelde dat het Uwv in hoger beroep voldoende had onderbouwd dat appellant in staat was zijn werkzaamheden te verrichten. De rechtbank had echter niet het juiste beeld van de laatstelijk door appellant verrichte werkzaamheden, wat leidde tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak niet in stand kon blijven. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten, omdat het Uwv voldoende had aangetoond dat appellant per 22 februari 2010 in staat was zijn werkzaamheden te verrichten. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.622,- bedroegen.