ECLI:NL:CRVB:2012:BY6816
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- H. Bolt
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die werkzaam was als hulpverlener. Appellant meldde zich op 11 mei 2010 ziek vanwege klachten van overspannenheid en schouder- en nekklachten. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 14 juni 2010 werd appellant geschikt geacht voor zijn arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 15 juni 2010. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard op basis van een rapport van een bezwaarverzekeringsarts.
De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij de verzekeringsgeneeskundige rapporten als voldoende gemotiveerd en zorgvuldig beschouwde. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij steeds door dezelfde verzekeringsarts was onderzocht, maar de Raad oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om aan de bevindingen van de artsen te twijfelen. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts appellant lichamelijk en psychisch had onderzocht en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de eerdere conclusies konden weerleggen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 19 december 2012 door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en H. Bolt en M. Greebe als leden, in aanwezigheid van griffier H.J. Dekker.