ECLI:NL:CRVB:2012:BY6395

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-4567 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 december 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 12/4567 WWB. De procedure betreft een geschil over de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Volgens artikel 22 van de Beroepswet is het verplicht om griffierecht te betalen bij indiening van een beroepschrift. Appellante is in een brief van 27 augustus 2012 geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 115,-- en is verzocht dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzenddatum van de brief te betalen. Een tweede herinnering volgde op 10 oktober 2012, waarin opnieuw werd benadrukt dat het griffierecht tijdig moest worden voldaan om inhoudelijke behandeling van het hoger beroep te waarborgen.

De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Er was geen reden om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was, waardoor het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter J.J.A. Kooijman en griffier E.R. Flore. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.

Uitspraak

12/4567 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 4 juli 2012, AWB 12/41 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp
Datum uitspraak: 17 december 2012
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
OVERWEGINGEN
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 27 augustus 2012 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 115,-- is verschuldigd, en is medegedeeld dat het volledige verschuldigde bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 10 oktober 2012 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen 28 dagen dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig betaald is, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van E.R. Flore als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2012.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) E.R. Flore
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.