ECLI:NL:CRVB:2012:BY6377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag WAO-uitkering en buiten behandelingstelling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B., had verzocht om herbeoordeling van zijn recht op een WAO-uitkering. De Centrale Raad oordeelde dat de aanvraag van de appellant buiten behandeling was gesteld omdat hij niet tijdig de benodigde gegevens had aangeleverd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had op 8 maart 2010 verzocht om herbeoordeling, maar het Uwv had op 27 april 2010 besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat er geen informatie beschikbaar was over zijn verzekeringstijdvakken in de laatste vijf jaar en hij niet had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat de door hem ingediende gegevens niet voldoende waren om de aanvraag te kunnen beoordelen. De Centrale Raad bevestigde dit oordeel en stelde vast dat niet was komen vast te staan dat de appellant ooit een WAO-uitkering had ontvangen of recht op had. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat hij in 1992 of 1993 recht had op een WAO-uitkering, ondanks zijn stelling dat hij ziek was en dat er geen medisch onderzoek had plaatsgevonden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en volledige informatieverstrekking door de aanvrager in het kader van sociale zekerheidsrechtelijke procedures. De Raad concludeerde dat de appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen, wat leidde tot de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag.