ECLI:NL:CRVB:2012:BY6360

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/177 WAO + 11/1560 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2012 uitspraak gedaan over de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep was gegaan tegen een besluit van het Uwv. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv geen uitlooptermijn in acht had genomen bij de herziening van de uitkering van appellante, die was vastgesteld op 45-55%. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar oordeelde ook dat het Uwv in een nieuw besluit de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 55-65%. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante geen relevante medische gegevens had overgelegd die zouden wijzen op een grotere mate van beperkingen dan door de bezwaarverzekeringsarts was aangenomen. De Raad concludeerde dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, geschikt waren, en dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat deze functies, uitgaande van de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgestelde beperkingen, geschikt waren te achten. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.

Uitspraak

11/177 WAO, 11/1560 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2010, 09/2546 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 14 december 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. de Bie, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een beslissing op bezwaar van 4 maart 2011 ingediend. Appellante en het Uwv hebben nadere stukken ingediend en over en weer op deze stukken gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2012. Namens appellante is
mr. De Bie verschenen. Het Uwv is met kennisgeving niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraken. De Raad volstaat thans met het volgende.
1.2. Bij besluit van 7 november 2006 heeft het Uwv op basis van het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (aSb, zoals dit geldt vanaf 1 oktober 2004, Stb. 2004, 434) de uitkering van appellante op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 8 januari 2007 herzien van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.3. Na bezwaar en beroep heeft de Raad bij uitspraak van 23 oktober 2009, LJN BK1151, het besluit van het Uwv van 7 november 2006 herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 8 januari 2007 vastgesteld op 55 tot 65%. Aan deze arbeidsongeschiktheidsbeoordeling ligt een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld op 18 oktober 2006 ten grondslag.
2.1. In het kader van een hersteloperatie heeft een herbeoordeling plaatsgevonden op grond van het oude Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (oSb, zoals dat gold tot 1 oktober 2004, Stb. 2000, 307). Daarnaast heeft appellante het Uwv verzocht om een herbeoordeling vanwege per 5 oktober 2007 toegenomen arbeidsongeschiktheid.
2.2. Bij besluit van 27 april 2009 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 31 juli 2008, waarin het Uwv de uitkering van appellante per 22 februari 2007 en per 5 oktober 2007 heeft verhoogd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55% en heeft vastgesteld dat per 5 oktober 2007 geen sprake is van toename van arbeidsongeschiktheid, ongegrond verklaard.
3.1. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard. De rechtbank heeft - kort samengevat - geoordeeld dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, met inachtneming van alle relevante medische gegevens, een voldoende zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat er geen reden bestaat om het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat de medische situatie van appellante op 22 februari 2007 en op 5 oktober 2007 ongewijzigd is ten opzichte van 8 januari 2007, niet onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat bestreden besluit 1 op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd.
3.2. Wat betreft de arbeidskundige aspecten heeft de rechtbank geoordeeld dat de per 22 februari 2007 vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, als gevolg van de uitspraak van de Raad van 23 oktober 2009 - waarin de mate van arbeidsongeschiktheid per 8 januari 2007 is verhoogd naar 55 tot 65% - het Uwv aan appellante ten onrechte een uitlooptermijn heeft onthouden. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat van de geselecteerde functies alleen de functies parkeercontroleur (sbc-code 342022) en portier, toezichthouder (sbc-code 342021) binnen de marge van de vastgestelde belastbaarheid van appellante blijven. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Tevens heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,-, voor het overschrijden door het Uwv van de redelijke termijn en geoordeeld dat het Uwv in zijn nadere beslissing moet beslissen over een vergoeding van wettelijke rente over de te laat betaalde termijn van de alsnog aan appellante toekomende WAO-uitkering. Daarnaast heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld in de proceskosten van € 644,- van appellante en bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht moet vergoeden.
4. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Uwv op 4 maart 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 2). Aan dit besluit liggen de volgende functies ten grondslag:
1. wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (monteuse, sbc-code 267050),
2. parkeercontroleur (parkeerwachter, Sbc-code 342022),
3. samensteller kunststof en rubberindustrie (productiemedewerker infuusafdeling, Sbc-code 271130), en;
4. portier, toezichthouder (medewerker publiekservice, Sbc-code 342021).
De bezwaararbeidsdeskundige heeft de functies 1 en 3 bijgeduid. Op basis van het verlies aan verdiencapaciteit wordt de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45 tot 55%.
Het Uwv heeft echter gelet op de uitspraak van de Raad van 23 oktober 2009 de mate van arbeidsongeschiktheid per 22 februari 2007 en per 5 oktober 2007 vastgesteld op 55 tot 65%.
5.1. In hoger beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de medische beoordeling van het Uwv ten aanzien van de data in geding (22 februari 2007 en 5 oktober 2007) die ten grondslag ligt aan bestreden besluit 1, zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar toegenomen klachten. Verzekeringsarts M. Seignette heeft ten aanzien van de in haar rapportage van
29 november 2007 (aangevuld op 22 mei 2008) omschreven beperkingen, ten onrechte geen causaliteit aangenomen. De FML van 22 mei 2008 is dan ook ten onrechte een herhaling geweest van de FML van 18 oktober 2006. De klachten aan het hart en de epicondylitis lateralis (tennis elleboog) rechts waren in 2006 niet bekend. Daar komt volgens appellante bij dat verzekeringsarts A.H.A. Wilbrink in 2006 heeft vermeld dat repeteerbewegingen van de rechter arm beperkt zijn, maar dat dit item in overleg met de stafarbeidsdeskundige niet in de FML wordt opgenomen omdat dan teveel functies zouden worden verworpen, omdat in de systematiek van het CBBS alleen de clausule niet of nauwelijks tot repeterende beweging voorkomt. Per 5 oktober 2007 hadden een toename van beperkingen aan de beide armen, darmen, schouderklachten en beperkingen aan de nek vertaald te dienen te worden in de FML.
5.2. Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat het Uwv ten onrechte in bestreden besluit 2 de functies wikkelaar en samensteller heeft bijgeduid. Deze functies zijn bovendien ongeschikt. De functie wikkelaar kent een bijzondere belasting op het aspect repetitieve handelingen en schroefbewegingen met beide handen. Daarbij is ten onrechte geen acht geslagen op de beperking repeterende bewegingen, omdat er bij de schroefbeweging geen sprake zou zijn van kracht. De functie kan niet worden gehandhaafd omdat niet is gemotiveerd dat de beperking enkel en alleen geldt bij kracht. Voor de functie samensteller geldt een bijzondere belasting op het gebied van handelingstempo, de verschillende werkzaamheden zijn in tijd op elkaar afgestemd en er is sprake van lopende band werk. Daar komt volgens appellante bij dat zij wel degelijk beperkt is op het aspect reiken, repetitieve handbeweging en buigen, zodat een dwingend werktempo niet toelaatbaar kan worden geacht.
6. De Raad oordeelt als volgt over het hoger beroep.
6.1. Bij bestreden besluit 2 heeft het Uwv opnieuw beslist op het door appellante gemaakte bezwaar tegen het besluit van 31 juli 2008. Het Uwv komt niet volledig tegemoet aan de bezwaren van appellante zodat bestreden besluit 2 op de voet van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in de beoordeling van dit geschil moet worden betrokken.
6.2. De beroepsgrond van appellante tegen het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag, slaagt niet. De rechtbank heeft terecht verwezen naar de rapportages van bezwaarverzekeringsarts W. Ebbelaar van 31 maart 2009 en van 5 oktober 2009. De medische gegevens van de neuroloog van 22 maart 2006, 4 mei 2007 en 17 maart 2008, van de cardioloog van 13 februari 2009 en van de huisarts van 13 januari 2009, zijn door de bezwaarverzekeringsarts meegenomen in haar beoordeling. Deze komt tot de conclusie dat de beperkingen van appellante tussen 8 januari 2007, 22 februari 2007 en 5 oktober 2007 niet zijn gewijzigd en dat gelet op de toename van klachten vanuit de situatie dat appellant (inmiddels) 45 tot 55% arbeidsongeschikt is, niet hoeft te worden beoordeeld of er sprake is van dezelfde ziekteoorzaak. Ebbelaar heeft voldoende gemotiveerd dat uit de informatie van de cardioloog niet blijkt dat sprake is van een hartafwijking, dat de longklachten niet zijn toegenomen en dat voor de klachten aan de linkerarm ten tijde in geding geen verklaring is gevonden door de neuroloog.
6.3. Ten aanzien van de toegenomen armklachten rechts per 5 oktober 2007 blijkt uit de rapportage van Ebbelaar van 22 maart 2007 dat is aangesloten bij de diagnose van de neuroloog in de rapportage van 23 maart 2006 en dat appellante in de FML beperkt is geacht ten aanzien van werken met toetsenbord en muis en schroefbewegingen. Rechts zijn er volgens de rapportage van de neuroloog van 22 maart 2006 aanwijzigen voor een recidief CTS en bijkomende pathologie van niet-neurologische origine. Volgens de rapportage van de neuroloog van 4 mei 2007 vallen de afwijkingen van het EMG niet meer binnen de diagnose CTS en worden de klachten aan de rechter arm geduid als passend bij een tennis elleboog. Bij onderzoek na de hoorzittingen door bezwaarverzekeringsarts Ebbelaar op 5 februari 2007 en op 2 december 2008 blijkt nauwelijks sprake van functiebeperking van de schouders, armen en handen. Er is daarnaast door de bezwaarverzekeringsarts geen atrofie van de rechterarm, afwezigheid van eeltvorming en geen krachtsverlies waargenomen. De diagnose tennis elleboog rechts sluit volgens bezwaarverzekeringsarts Ebbelaar aan bij de vastgestelde beperkingen in de FML ten aanzien van tillen, dragen en schroefbewegingen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante geen medische gegevens heeft overgelegd die aanknopingspunten geven om aan te nemen dat appellante als gevolg van deze klachten op de data in geding meer beperkingen heeft dan de bezwaarverzekeringsarts heeft aangenomen in de FML van 18 oktober 2006. De rapportages van de arbeidsdeskundige van
6 november 2006 en de verzekeringsarts van 13 september 2006, met een andere datum in geding, kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak moet, voor zover aangevochten worden bevestigd.
7. De Raad oordeelt als volgt over het beroep tegen bestreden besluit 2.
7.1. Ten aanzien van de geschiktheid van de functies die ten grondslag liggen aan bestreden besluit 2 is de Raad van oordeel dat door het Uwv voldoende is gemotiveerd dat deze functies, uitgaande van de in de FML vastgestelde beperkingen, geschikt zijn te achten. De signaleringen op de resultaat functiebeoordeling - die duiden op eventuele overschrijdingen van de belastbaarheid van appellante - zijn door de bezwaararbeidsdeskundige in de rapportage van 8 februari 2011 voldoende inzichtelijk toegelicht. Bij de functie wikkelaar (1) is bij item 4.7.1 (schroefbewegingen met de arm en hand) een kenmerkende belasting gegeven bij alle werkzaamheden, beide handen. Volgens de bezwaararbeidsdeskundige is deze functie geschikt omdat geen kracht nodig is tijdens de schroefbeweging. Dit standpunt wordt ondersteund door de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts die bij lichamelijk onderzoek geen krachtverlies aan de handen en armen heeft waargenomen. Ten aanzien van de werkzaamheden bij de functie samensteller (3), die in tijd op elkaar zijn afgestemd en waarbij sprake is van lopende band werk aan de verpakmachine (25% van de taken) heeft de bezwaararbeidsdeskundige in de rapportage van 8 februari 2011 voldoende gemotiveerd toegelicht dat er geen fysieke beperkingen zijn die, in combinatie met het functieniveau en het routinematige karakter, dit specifieke hoog handelingstempo in de weg staan. Een dwingend werktempo is toelaatbaar. Daarbij wordt door de bezwaararbeidsdeskundige terecht uitgegaan dat repetitieve hand/vingerbewegingen en reiken niet beperkt zijn. Ten aanzien van item 4.7.1 is toegelicht dat bij het plaatsen van de regelaar aan een slang, geen kracht uitgeoefend hoeft te worden en de beweging met links kan worden uitgevoerd en met rechts in een gefixeerde stand.
7.2. De beroepsgrond ten aanzien van het bijduiden van functies slaagt evenmin. In het kader van een hersteloperatie waartoe in het regeerakkoord van het Kabinet Balkenende IV op 22 februari 2007 was besloten, heeft een herbeoordeling op grond van het osb plaatsgevonden. Inherent aan deze hersteloperatie is dat deze herbeoordeling met terugwerkende kracht plaats vindt en dat in dat verband functies mogen worden bijgeduid. De arbeidsdeskundige heeft op 28 juli 2008 functies geduid die per 22 februari 2007 en 5 oktober 2007 geschikt werden geacht voor appellante. Dit leidde onder het aSb tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 8 januari 2007 was op grond van het aSb inmiddels vastgesteld op 55 tot 65%. Nu de herbeoordeling op grond van het aSb niet leidde tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid dan onder het aSb, heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid per 22 februari 2007 en 5 oktober 2007 ongewijzigd kunnen vaststellen op 55 tot 65%. Een verlaging of intrekking per een toekomstige datum na aanzegging van de geduide functies is hier niet aan de orde omdat appellante pas per 27 november 2008 in aanmerking is gebracht voor een WAO-uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
7.3. Uit hetgeen is overwogen in 7.1 en 7.2 volgt dat het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond is.
8. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en C.C.W. Lange en B.W.N. de Waard als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2012.
(getekend) M.C. Bruning.
(getekend) J.R. Baas.