ECLI:NL:CRVB:2012:BY6315

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2823 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van opgelegde maatregel in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2010. Het betreft een geschil tussen appellante, A. te B., en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam over de hoogte van een opgelegde maatregel in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad heeft de zaak opnieuw beoordeeld naar aanleiding van een verzoek van het college om zelf in de zaak te voorzien, na een eerdere uitspraak van de Raad op 10 januari 2012. Het college verzocht om de opgelegde maatregel te verlagen van 100% gedurende één maand naar 5% gedurende een maand, waar appellante mee instemde. De Centrale Raad heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van 27 augustus 2009 vernietigd. Tevens heeft de Raad de hoogte van de opgelegde maatregel herroepen en bepaald dat de bijstand van appellante vanaf 30 december 2008 gedurende één maand met 5% van de bijstandsnorm wordt verlaagd. De Raad heeft het college ook veroordeeld tot vergoeding van schade en proceskosten, inclusief wettelijke rente over de na te betalen uitkering. De kosten in bezwaar en proceskosten zijn begroot op respectievelijk € 644,-- en € 437,--. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn niet verschenen ter zitting.

Uitspraak

10/2823 WWB-PV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2010, 09/3241 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Zitting hebben: O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en W.F. Claessens en M. Hillen als leden
Griffier: M. Sahin
Ter zitting zijn partijen niet verschenen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 27 augustus 2009;
- herroept het besluit van 6 mei 2009 wat betreft de hoogte van de opgelegde maatregel;
- bepaalt dat de bijstand van appellante vanaf 30 december 2008 gedurende één maand
wordt verlaagd met 5% van de bijstandsnorm;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit van
27 augustus 2009;
- veroordeelt het college tot vergoeding van schade zoals hieronder is aangegeven;
- veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.725,--, waarvan
€ 437,-- te betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 152,-- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij brief van 19 september 2012 is het college verzocht de Raad mee te delen of, en zo ja hoe, de uitspraak van de Raad van 10 januari 2012, LJN BV1067, van betekenis is voor de beoordeling van het besluit van 27 augustus 2009 (bestreden besluit).
Het college heeft bij brief van 3 oktober 2012 de Raad verzocht zelf in de zaak te voorzien en in dat kader de aan appellante opgelegde maatregel te wijzigen van 100% gedurende één maand in 5% gedurende een maand. Appellante heeft bij brief van 16 oktober 2012 laten weten dat zij zich in dat verzoek kan vinden. Partijen zijn dus beiden van mening dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Zij zijn het voorts eens over de wijze waarop in de zaak voorzien moet worden.
Het verzoek van appellante om het college te veroordelen tot vergoeding van schade komt voor toewijzing in aanmerking. De Raad zal het college veroordelen tot vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Voor de wijze waarop het college de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, LJN BV1958, waarbij de datum van ingang van de wettelijke rente 1 januari 2009 is voor het ten onrechte niet betaalde deel van de bijstand over december 2008 en 1 februari 2009 over het ten onrechte niet betaalde deel van de bijstand over januari 2009.
Ook bestaat aanleiding het college te veroordelen in de kosten in bezwaar en in de proceskosten van appellante. De kosten in bezwaar worden begroot op € 644,-- en de proceskosten op € 644,-- in beroep en € 437,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) (getekend)
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep