ECLI:NL:CRVB:2012:BY6289
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Wet WIA na bezwaar door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. V.J.M. Janszen, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij met ingang van 24 mei 2010 geen recht had op een uitkering op basis van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had deze beslissing gebaseerd op rapporten van een bezwaarverzekeringsarts en een bezwaararbeidsdeskundige, die concludeerden dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zorgvuldig was en dat de functionele beperkingen van appellante niet waren onderschat. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat onvoldoende rekening was gehouden met haar fysieke en psychische situatie, en bracht zij aanvullende medische informatie in. De Raad oordeelde echter dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts.
De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies voor appellante passend waren, gezien haar opleidingsniveau en werkervaring. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv bij het bestreden besluit mocht uitgaan van de belastbaarheid van appellante zoals vermeld in het rapport van de bezwaarverzekeringsarts. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.