ECLI:NL:CRVB:2012:BY6275
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van onvoldoende toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht. De appellante had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze toe te kennen op basis van de beoordeling dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had deze weigering in een eerdere uitspraak bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze beslissing nu ook bekrachtigd.
De zaak begon met een besluit van het Uwv op 18 september 2006, waarin werd vastgesteld dat appellante per 13 september 2006 niet arbeidsongeschikt genoeg was voor een WIA-uitkering. Dit besluit werd in latere procedures door zowel de rechtbank als de Centrale Raad van Beroep bevestigd. In de huidige procedure voerde appellante aan dat haar medische situatie was verslechterd en dat zij meer beperkingen had dan eerder vastgesteld. De rechtbank had echter geoordeeld dat er geen nieuwe medische feiten waren die deze claim ondersteunden.
De bezwaarverzekeringsarts had in zijn rapportage geconcludeerd dat de medische toestand van appellante slechts marginaal was gewijzigd en dat er geen overtuigend bewijs was voor een toename van beperkingen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de eerdere beoordelingen van de beperkingen van appellante nog steeds geldig waren.
De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de eerdere beoordelingen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat niet is aangetoond dat haar beperkingen zijn toegenomen ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2006. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.