ECLI:NL:CRVB:2012:BY6187

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-7392 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van eerdere beoordeling en gebrek aan nieuwe feiten

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een Wajong-uitkering toe te kennen. De oorspronkelijke aanvraag voor deze uitkering werd ingediend op 6 maart 2005, maar werd afgewezen op basis van de conclusie dat er geen ernstige beperkingen waren vastgesteld. Appellant heeft later, in 2010, opnieuw een aanvraag ingediend, waarbij hij aangaf dat hij naast zijn eerdere aandoening, poliomyelitis, ook een autisme spectrum stoornis (ASS) heeft. Het Uwv heeft echter besloten om niet terug te komen op het eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere afwijzing zouden onderbouwen.

De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat er geen bewijs is dat appellant op 17- en 18-jarige leeftijd ernstige beperkingen ondervond van ASS. De informatie die appellant heeft aangeleverd, waaronder rapportages van psychologen, werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en ook in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de door appellant aangedragen informatie niet voldoende was om aan te tonen dat er sprake was van nieuwe feiten die de eerdere beslissing zouden kunnen veranderen.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat de eerdere afwijzing van de Wajong-uitkering terecht was, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, met J.R. Baas als griffier, en vond plaats op 14 december 2012.

Uitspraak

11/7392 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 7 november 2011, 11/730 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 14 december 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.H.M.A. Swarts.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren [in] 1975, heeft op 6 maart 2005 een aanvraag ingediend bij het Uwv voor een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) in verband met beperkingen ten gevolge van de ziekte poliomyelitis. Het Uwv heeft destijds geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen bij besluit van 29 juni 2005, welk besluit is gehandhaafd na bezwaar. Er is geen beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.
1.2. Bij brief van 3 mei 2010 heeft appellant opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd, waarbij hij heeft aangegeven dat hij naast beperkingen in verband met de ziekte poliomyelitis ook een autisme spectrum stoornis (ASS) heeft. Het Uwv heeft een psychiatrische expertise laten verrichten door psychiater Klop-De Vries in samenwerking met psycholoog Veerman. Mede op basis van de conclusies uit dit onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 1 oktober 2010 geweigerd om terug te komen op het besluit van 29 juni 2005 omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die ertoe leiden dat het eerdere besluit onjuist is geweest. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 17 februari 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard .
2. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij alsnog de door de rechtbank genoemde ontbrekende medische onderbouwing zou willen overleggen waaruit blijkt van de diagnose van ASS. Hij stelt dat de diagnose ASS wel degelijk als nieuw gebleken feit dient te worden opgevat.
3.1. De Raad overweegt het volgende.
3.2. Appellant heeft bij zijn herhaalde aanvraag om een Wajong uitkering een rapportage van Ardyn Arbo en Advies van 2 augustus 2007 meegezonden, waaruit blijkt dat de bedrijfsarts appellant in het kader van re-integratie sterk beperkt acht ten aanzien van contactuele vaardigheden, werkdruk, werktijd en stressbestendigheid op basis van zijn onderzoek van appellant maar zonder dat hij over gegevens van de behandelende sector ten aanzien van de volgens appellant gestelde diagnose van autisme beschikte. Uit het door Klop-de Vries en Veerman opgestelde rapport van 21 september 2010 blijkt dat appellant op slechts één van de drie afspraken is verschenen, en dat appellant zich zeer wantrouwend opstelde, weinig coherent en samenhangende vertelde en een zeer angstige indruk maakte. Onderzoekers achten een verklaring vanuit een ontwikkelingsstoornis, zoals autisme, niet aannemelijk. Er is een vermoeden in de richting van paranoïde schizofrenie, waarbij echter wel terughoudendheid is vereist nu dit nog nader dient te worden onderzocht. Appellant heeft in de bezwaarfase nog ongedateerde informatie van zijn behandelende psycholoog Barink ingediend waaruit blijkt dat hij sinds 28 augustus 2006 in behandeling is geweest op de afdeling autisme spectrum stoornissen, dat nog niet viel vast te stellen om welke autistische stoornis het ging en dat appellant zelf de behandeling na 6 sessies heeft beëindigd omdat hij er niet tevreden over was.
3.3. De bezwaarverzekeringsarts heeft uitgebreid onderbouwd dat niet aannemelijk is dat appellant op 17- en 18-jarige leeftijd in ernstige mate beperkingen ondervond van ASS. Onder andere de in het dossier van appellant aanwezige gegevens pleiten daartegen. Ten tijde van de eerdere Wajong-beoordeling in 2005 zijn door de verzekeringsartsen geen psychische beperkingen geconstateerd. De informatie van Ardyn is summier, mist medische onderbouwing en ziet niet op de situatie van appellant op 17- en 18-jarige leeftijd. De brief van psycholoog Barink mist eveneens een medische grondslag en bevat ook anderszins geen onderbouwing voor de gestelde diagnose, voorts ziet de informatie op de situatie van appellant vanaf 28 augustus 2006 en niet op de situatie daarvoor. De bezwaarverzekeringsarts kan dan ook worden gevolgd in zijn conclusie dat appellants psychiatrisch ernstig ziek zijn van na 2005 stamt. Daarmee is naar het oordeel van de Raad een afdoende motivering gegeven van de beslissing van het Uwv om niet terug te komen van het besluit van
29 juni 2005.
4. Gelet op de overwegingen in 3.2 en 3.3 slaagt het hoger beroep niet.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2012.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) J.R. Baas
TM