ECLI:NL:CRVB:2012:BY5953
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft appellante, een voormalige verkoopster, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, die haar geen recht op een Ziektewet (ZW) uitkering toekende. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 december 2012 uitspraak gedaan. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die in april 2007 arbeidsongeschikt werd en na een wachttijd van 104 weken niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Het Uwv concludeerde dat appellante geschikt was voor haar arbeid, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Appellante betwistte deze conclusie en voerde aan dat haar beperkingen, met name ten aanzien van de bovenste extremiteiten, niet goed waren ingeschat. Tijdens de zitting op 31 oktober 2012 heeft appellante haar standpunt herhaald, maar geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere conclusies van het Uwv konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe gezichtspunten waren en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling van het Uwv. De uitspraak werd gedaan door J.J.T. van den Corput, met I.J. Penning als griffier.