ECLI:NL:CRVB:2012:BY5950
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na zorgvuldig onderzoek door verzekeringsarts
In deze zaak heeft appellant, die als meewerkend voorman in de schoonmaak werkzaam was, hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant meldde zich op 17 juli 2009 ziek vanwege stress en benauwdheidsklachten, waarna hem een ZW-uitkering werd toegekend. Het dienstverband eindigde op 1 oktober 2009. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 11 februari 2010, besloot het Uwv op 24 februari 2010 de ZW-uitkering per 25 februari 2010 te beëindigen, omdat appellant geschikt werd geacht voor zijn arbeid. Appellant ging hiertegen in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 19 april 2010, met een rapport van een bezwaarverzekeringsarts als onderbouwing.
In hoger beroep beperkte het geschil zich tot de vraag of appellant per 25 februari 2010 geschikt was voor zijn arbeid, gezien zijn klachten. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen konden weerleggen. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig onderzoek hadden gedaan naar de gezondheidstoestand van appellant en dat er geen reden was om aan hun conclusies te twijfelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van invaliderende psychopathologie en dat de belasting van de functie binnen de belastbaarheid van appellant viel.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Breda en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan op 12 december 2012 door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van griffier I.J. Penning. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten.