ECLI:NL:CRVB:2012:BY5627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante, een administratief medewerkster, hoger beroep ingesteld tegen de herziening van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had haar werkzaamheden in 1994 moeten staken vanwege neurologische uitvalsverschijnselen na een migraineaanval, gevolgd door twee herseninfarcten en epileptische aanvallen. Aanvankelijk werd zij in staat geacht om halve dagen niet-stresserende werkzaamheden te verrichten. In 2009 heeft het Uwv haar uitkering herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, waarbij werd aangenomen dat zij gedurende zes uur per dag in passende arbeid kon werken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de door het Uwv ingeschakelde neuroloog, P.R. Schiphof, de belastbaarheid van appellante correct had beoordeeld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Appellante had aangevoerd dat haar behandelend neuroloog, dr. A.L. Strikwerda, een neuropsychologisch onderzoek had moeten laten verrichten om haar arbeidsmogelijkheden vast te stellen. De Raad oordeelde echter dat de deskundige Schiphof geen neuropsychologisch onderzoek had hoeven uitvoeren, omdat de FML voldoende rekening hield met de cognitieve beperkingen van appellante.
De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het standpunt dat appellante op de datum in geding niet in staat was om zes uur per dag arbeid te verrichten. Het standpunt van haar behandelend neuroloog dat zij slechts twee uur per dag kon werken, werd niet onderbouwd en had daarom geen doorslaggevende betekenis. De Raad wees ook het standpunt van appellante af dat zij de aan haar voorgehouden functies niet kon vervullen, omdat dit niet was onderbouwd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 7 december 2012.