ECLI:NL:CRVB:2012:BY5254

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5672 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een ZW-uitkering na medisch onderzoek

In deze zaak heeft appellant, een voormalig productiemedewerker, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn aanvraag voor een Ziektewet (ZW) uitkering te weigeren. Appellant was op 12 maart 2008 uitgevallen met knieklachten en had na medisch en arbeidskundig onderzoek geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 10 maart 2010. In plaats daarvan ontving hij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Op 25 november 2010 meldde appellant zich opnieuw ziek vanwege verergering van zijn knieklachten en psychische klachten. Het Uwv concludeerde echter dat appellant weer geschikt was voor werk, wat leidde tot bezwaar van appellant tegen deze beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv over voldoende gegevens beschikte om de beperkingen van appellant af te wegen en dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.

In hoger beroep voerde appellant aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat hij meer psychische beperkingen had dan erkend. Hij verzocht de Raad om een deskundige te benoemen voor verder onderzoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het Uwv de psychische klachten van appellant in de beoordeling had meegenomen en dat er geen nieuwe medische gegevens waren aangedragen die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch onderzoek. Het verzoek om een deskundige te benoemen werd afgewezen en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

11/5672 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 augustus 2011, 11/3670 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 5 december 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P. Celikkal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn echtgenote, [naam echtgenote]. Namens het Uwv is mr. J.J. Grasmeijer verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als productiemedewerker. Uit die functie is hij op 12 maart 2008 uitgevallen met knieklachten. Na medisch en arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij met ingang van 10 maart 2010 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Met ingang van die datum is hem een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend.
1.2. Op 25 november 2010 heeft appellant zich ziek gemeld wegens toegenomen knieklachten en psychische klachten. Nadat medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, heeft het Uwv bij besluit van 14 december 2010 beslist dat appellant weer geschikt is om het werk te doen dat eerder in het kader van de Wet WIA-schatting aan appellant werd voorgehouden.
1.3. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 november 2010. Nadat appellant is onderzocht door een voor het Uwv werkzame bezwaarverzekeringsarts, heeft het Uwv bij besluit van 15 maart 2011 (bestreden besluit) dat bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv twee van de eerder aan appellant voorgehouden zes functies ongeschikt geacht vanwege de toegenomen psychische klachten. De overige functies konden naar de mening van het Uwv zeker verricht worden.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv beschikte over voldoende gegevens om tot een afgewogen beoordeling van de voor appellant geldende beperkingen te komen en dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig te achten. De rechtbank was met het Uwv van oordeel dat appellant geschikt moest worden geacht om de werkzaamheden behorende bij de functies van soldering technician en monteur te verrichten.
3. In hoger beroep heeft appellant gesteld dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat hij meer psychische beperkingen ondervindt. De werkzaamheden in de geschikt bevonden functies kan hij niet uitvoeren. Ook voldoet hij niet aan het vereiste opleidingsniveau. Appellant heeft de Raad verzocht een deskundige te benoemen die onderzoek zou moeten verrichten naar de fysieke en psychische klachten van appellant.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 19 van de Ziektewet (ZW) heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld. Naar vaste rechtspraak van de Raad geldt als maatstaf voor ‘zijn arbeid’ in een geval als dat van appellant: gangbare arbeid zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van appellant op een Wet WIA-uitkering.
4.2. Anders dan appellant stelt is het medisch onderzoek door het Uwv niet onzorgvuldig geweest. Met de psychische klachten van appellant is rekening gehouden. Er zijn ten aanzien van hem meer beperkingen aangenomen dan het geval is geweest bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. Het Uwv heeft in verband daarmee twee eerder geduide functies niet geschikt geacht. Mede aan de hand van een arbeidskundige rapportage is vervolgens voldoende onderbouwd dat appellant nog steeds geschikt is voor de overige functies. In het kader van de ZW speelt alleen de medische geschiktheid van de functie, en niet de opleidingseis, een rol. Anders dan appellant veronderstelt, heeft de medische beoordeling niet plaatsgevonden door een arbeidsdeskundige. Door appellant zijn geen medische gegevens aangedragen die niet eerder bekend waren of die door het Uwv niet in de beoordeling zijn betrokken. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die beoordeling. Er is evenmin reden om een deskundige te benoemen. Het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
4.3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) I.J. Penning
JL