ECLI:NL:CRVB:2012:BY5246
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die sinds 1 april 2005 recht had op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), meldde zich op 15 juli 2009 ziek terwijl hij nog een WW-uitkering ontving. Het Uwv beëindigde zijn ZW-uitkering per 30 juni 2010, met de conclusie dat appellant weer geschikt was voor zijn werk. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Maastricht bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 13 mei 2011, waartegen appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 7 november 2012 werd appellant bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. R. Spanjer. Appellant voerde aan dat de rechtbank de ernst van zijn klachten had onderschat en verzocht om de benoeming van een deskundige. Hij bracht een rapport in van orthopedisch chirurg J.A.M. Bakens, waarin werd gesteld dat hij zijn maatgevende arbeid niet kon verrichten. De Raad oordeelde echter dat het rapport van Bakens, dat meer dan twee jaar na de datum in geding was opgesteld, niet voldoende was om de eerdere conclusies van het Uwv te weerleggen.
De Raad concludeerde dat de nekbelasting in de maatgevende arbeid niet onverenigbaar was met de klachten en beperkingen van appellant. Het Uwv had voldoende onderbouwd dat appellant geschikt was voor zijn arbeid, en er was geen aanleiding voor de benoeming van een deskundige. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.