ECLI:NL:CRVB:2012:BY4736
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van de WGA-loonaanvullingsuitkering op medische en arbeidskundige gronden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant A. te B. tegen de intrekking van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering (LAU) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant was vanaf 12 november 2007 in aanmerking gebracht voor de LAU, maar deze werd per 19 oktober 2008 ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 35%. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank 's-Hertogenbosch bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 12 oktober 2012 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. T.H.M.M. Kusters, zijn standpunten toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten. Appellant voerde aan dat zijn beperkingen onvoldoende waren meegewogen en dat de functies die hem waren toegewezen niet passend waren. Hij overhandigde rapporten van zijn medisch adviseur en een psychiater ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand was gekomen en voldoende medische en arbeidskundige grondslagen had. De Raad concludeerde dat de door appellant ingediende medische stukken geen nieuwe feiten opleverden die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 november 2012.