ECLI:NL:CRVB:2012:BY4193

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/4535 WAO + 11/4536 WAO + 12/5469 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hervatting van WAO-uitkering en beoordeling van bestreden besluiten door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen twee uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.R. Klaver, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank die betrekking hadden op de beoordeling van zijn WAO-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep tegen de eerste aangevallen uitspraak niet slaagde, omdat appellant geen nieuwe gronden had aangevoerd die de rechtbank niet had beoordeeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank dat de beroepsgronden van appellant correct waren beoordeeld.

In de tweede aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen een eerder bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Het Uwv had in dat besluit de uitkering van appellant niet hervat, omdat er geen adres bekend was. De Raad oordeelde dat het Uwv in een nieuw bestreden besluit, dat na de uitspraak van de rechtbank was genomen, de ingangsdatum van de uitkering had gewijzigd naar 13 februari 2006. Dit was het gevolg van een verzoek van appellant om toezending van een formulier, waardoor het Uwv op de hoogte was van zijn verhuizing.

De Raad concludeerde dat de rechtbank de eerdere besluiten van het Uwv correct had beoordeeld, met uitzondering van de ingangsdatum van de uitkering. De Raad vernietigde de tweede aangevallen uitspraak voor zover deze het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde, maar verklaarde het beroep tegen het nieuwe bestreden besluit ongegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 874,-. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/4535 WAO, 11/4536 WAO, 12/5469 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2011, 10/524 (aangevallen uitspraak 1) en 09/4797 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 23 november 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.R. Klaver, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft een nieuwe beslissing op bezwaar toegezonden op 8 oktober 2012.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2012. Appellant is verschenen en bijgestaan door mr. Klaver. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.P.W.M. Wiertz.
OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraken. De Raad volstaat thans met het volgende.
1.2. Bij besluit van 24 december 2009 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 15 september 2008, waarin het Uwv de uitkering van appellant ongewijzigd heeft vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet gebleken is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
1.3. Bij beslissing op bezwaar van 10 september 2009 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv zijn besluit van 14 april 2009 gehandhaafd waarbij de uitkering van appellant over de periode van 1 juni 2005 tot 26 november 2007 niet is uitbetaald omdat deze was beëindigd omdat geen adres van appellant bekend was en het Uwv het recht op uitkering niet kon vaststellen.Het Uwv heeft bij besluit van 23 september 2010 (bestreden besluit 3) het bezwaar tegen het besluit van 14 april 2009, alsnog gegrond verklaard en de betaling van de uitkering niet per 26 november 2007, maar per 22 maart 2006 hervat.
2.1. De rechtbank heeft in aangevallen uitspraak 1 het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat het bezwaarschrift van 13 oktober 2008 niet aangetekend is verzonden en heeft geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze brief binnen de bezwaartermijn heeft verzonden. Feiten of omstandigheden op grond waarvan niet-ontvankelijkheid achterwege moet blijven, heeft de rechtbank niet aanwezig geacht.
2.2. De rechtbank heeft in aangevallen uitspraak 2 het beroep tegen bestreden besluit 2 niet-ontvankelijk verklaard en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant. Het beroep tegen bestreden besluit 3 is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat uit het door appellant overgelegde huurcontract weliswaar blijkt dat hij met ingang van 1 maart 2005 een appartement in België heeft gehuurd, maar niet dat hij per die datum het Uwv in kennis heeft gesteld van zijn nieuwe woonadres. Uit de brief van 4 december 2007 van het Uwv aan appellant blijkt naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat hij het Uwv eerder dan 22 maart 2006 van het adres op de hoogte heeft gesteld. Uit de brieven van SMWO maatschappelijk werk van 12 maart 2004 en 24 augustus 2009 blijkt weliswaar dat appellant in overleg is getreden met SMWO en het Uwv over zijn mogelijke verhuizing naar [B.], maar blijkt evenmin dat hij het Uwv eerder dan 22 maart 2006 op de hoogte heeft gesteld van zijn nieuwe adres. Bijzondere omstandigheden die maken dat het Uwv de uitkering eerder dan per 22 maart 2006 had moeten hervatten, heeft de rechtbank niet aanwezig geacht. De beroepsgronden van appellant tegen de hoogte van de uitkering per 1999 vallen naar het oordeel van de rechtbank buiten de omvang van het geding, omdat bestreden besluit 3 zich alleen strekt tot de hervatting van de uitkering per 22 maart 2006.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgronden herhaald. Hij heeft gesteld het bezwaarschrift van 13 oktober 2008 binnen de termijn te hebben verzonden en het Uwv heeft naar zijn opvatting ten onrechte nagelaten een integrale heroverweging toe te passen. Het Uwv was eerder op de hoogte van zijn verhuizing en zijn nieuwe adres dan 22 maart 2006. De rechtbank heeft volgens appellant ten onrechte nagelaten, gezien de omvang en de bijzondere omstandigheden van het geval, om het verzoek om herziening mee te nemen in haar beoordeling.
4. Het Uwv is bij nieuwe beslissing op bezwaar van 8 oktober 2012 (bestreden besluit 4) teruggekomen op bestreden besluit 3, voor zover daarbij de ingangsdatum van de heropening van de uitkering is bepaald op 22 maart 2006. De ingangsdatum van de uitkering wordt gewijzigd in 13 februari 2006, omdat op die datum als gevolg van een verzoek van appellant om toezending van het formulier E 301 bij het Uwv bekendheid bestond van het vertrek van appellant naar [B.].
5.1. De Raad overweegt als volgt.
Aangevallen uitspraak 1
5.2. Het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 slaagt niet. Appellant heeft in hoger beroep niet naar voren gebracht op welke gronden hij van opvatting is dat de rechtbank zijn beroepsgronden onjuist heeft beoordeeld. Appellant heeft de in beroep aangevoerde gronden wederom naar voren gebracht. Deze gronden zijn door de rechtbank besproken en met juistheid beoordeeld.
Aangevallen uitspraak 2
5.3. Bij bestreden besluit 4 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij het eerder ingenomen standpunt in bestreden besluit 3 niet is gehandhaafd. Om die reden kan aangevallen uitspraak 2, waarbij het beroep tegen bestreden besluit 3 ongegrond is verklaard, niet in stand blijven. Bestreden besluit 4 komt niet volledig tegemoet aan de bezwaren van appellant zodat dit nieuwe besluit op de voet van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb in de beoordeling moet worden betrokken en het beroep tegen bestreden besluit 3 mede geacht wordt gericht te zijn tegen bestreden besluit 4.
5.4. Het beroep tegen bestreden besluit 4 slaagt niet. De beoordeling door de rechtbank van bestreden besluit 3 - behoudens de ingangsdatum - is juist. Appellant heeft in hoger beroep geen gronden ingediend die niet reeds door de rechtbank zijn besproken en beoordeeld. Er is door het Uwv buitenwettelijk begunstigend beleid toegepast op grond waarvan de beëindigde uitkering is heropend vanaf het moment dat appellant aan zijn verplichtingen voldeed. Er zijn geen aanwijzingen dat dit beleid niet op consistente wijze is toegepast.
5.5. Uit hetgeen is overwogen in 5.1 tot en met 5.4 volgt dat het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 niet slaagt en deze uitspraak moet worden bevestigd, aangevallen uitspraak 2 moet worden vernietigd - voor zover daarbij het beroep tegen bestreden besluit 3 ongegrond werd verklaard - en dat het beroep tegen bestreden besluit 4 ongegrond moet worden verklaard.
6. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant voor in hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden begroot op € 874,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt aangevallen uitspraak 1;
- vernietigt aangevallen uitspraak 2, voor zover daarbij het beroep tegen bestreden besluit 3 ongegrond werd verklaard;
- vernietigt bestreden besluit 3;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 4 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan de griffier.
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 betaalde griffierecht van € 153,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) R.L. Rijnen