ECLI:NL:CRVB:2012:BY4032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- I.J. Penning
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van beëindiging ZW-uitkering op basis van niet-nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1994 uitgevallen was voor zijn werk als tuinbouwmedewerker vanwege klachten aan de linkerpols, had verzocht om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv dat zijn Ziektewet-uitkering per 10 mei 1994 zou worden beëindigd. Dit eerdere besluit was in rechte onaantastbaar geworden. Appellant stelde dat er nieuwe feiten waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien, namelijk meer duidelijkheid over de aard en ernst van zijn klachten, zoals aangegeven door zijn behandelaars.
Het Uwv had het verzoek van appellant om terug te komen van het eerdere besluit afgewezen, en dit besluit werd in bezwaar ook ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat hetgeen door appellant naar voren was gebracht niet kon worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat appellant niet met nieuwe medische gegevens kwam die een andere beslissing konden rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 november 2012.