ECLI:NL:CRVB:2012:BY3926
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.C.P. Venema
- J.P.M. Zeijen
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop aan appellant, die samenwoonde met [P.] in de periode van 1 augustus 2006 tot 1 mei 2007. Het college heeft op 18 mei 2009 besloten om de bijstand van [P.] over deze periode terug te vorderen, waarbij appellant ook verantwoordelijk werd gesteld voor een deel van de terugvordering. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om af te zien van de medeterugvordering. Appellant heeft aangevoerd dat hij een bijzondere mantelzorgrelatie met [P.] had, maar de Raad oordeelt dat dit niet voldoende is om de gezamenlijke huishouding te ontkennen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken die bevestigen dat appellant en [P.] in de relevante periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, wat het college bevoegd maakt om de bijstand terug te vorderen.
Daarnaast heeft appellant betoogd dat het college niet mocht overgaan tot brutering van het teruggevorderde bedrag, omdat hij geen loondienstrelatie met het college had. De Raad stelt echter vast dat de medeterugvordering een afgeleide is van de terugvordering van [P.], en dat het college in dit geval niet van brutering af hoefde te zien. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.