ECLI:NL:CRVB:2012:BY3903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na medisch onderzoek door verzekeringsartsen
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.B. Zebregs, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het Uwv had op 26 november 2010 besloten dat appellante geen recht meer had op ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW), omdat zij geschikt werd geacht voor de functie van productiemedewerker industrie. Dit besluit was gebaseerd op een medisch onderzoek dat door de bezwaarverzekeringsarts was uitgevoerd, waarbij de artsen de klachten van appellante, waaronder rug-, hart- en pijnklachten, in overweging hadden genomen.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen goed gemotiveerd waren. Appellante was het hier niet mee eens en voerde aan dat er op de datum in geding meer beperkingen waren dan door het Uwv was vastgesteld. Ze verwees naar een herseninfarct dat ze in augustus 2011 had gehad, dat volgens haar het gevolg was van de klachten die ze in november 2010 had.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen met de vereiste zorgvuldigheid had plaatsgevonden. De Raad concludeerde dat de in beroep overgelegde medische gegevens niet wezenlijk afwijken van de eerdere bevindingen en dat er geen reden was om de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts in twijfel te trekken. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.