ECLI:NL:CRVB:2012:BY3794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om terug te komen van eerder besluit inzake bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een verzoek van appellanten om terug te komen van een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat hen bijstandsverlening had ontzegd op basis van overschrijding van de vermogensgrens. Het college had in 2005 besloten om de bijstand over de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 mei 2004 te herzien en de kosten van bijstand terug te vorderen. Dit besluit werd door de rechtbank in 2006 bevestigd, maar appellanten hebben hiertegen geen hoger beroep ingesteld. In 2007 werden appellanten vrijgesproken van het verzwijgen van inlichtingen over hun vermogen, wat hen deed verzoeken om het college te verzoeken terug te komen van het eerdere besluit. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat de vrijspraak niet als nieuw feit werd beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen het besluit van het college ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelt dat de verklaring van getuige T., die pas in 2007 onder ede kon worden afgelegd, niet als nieuw feit kan worden aangemerkt. De Raad stelt dat appellanten eerder hoger beroep hadden kunnen instellen tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 september 2006 en dat zij in die procedure getuige T. hadden kunnen oproepen. De Raad concludeert dat het verzoek om terug te komen van het besluit van 6 september 2005 niet voldoet aan de eisen van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zoals vereist in de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, met H.J. Dekker als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 november 2012. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.