ECLI:NL:CRVB:2012:BY3654
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C.H. Bangma
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor transcriptiekosten en kopieerkosten
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 20 mei 2010 het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen ongegrond verklaarde. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had op 4 september 2009 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van het op schrift stellen van bandopnames (transcriptiekosten) en kopieerkosten. Deze kosten waren gerelateerd aan een beroepsprocedure die appellant had aangespannen naar aanleiding van een Wob-verzoek. Het college heeft de aanvragen afgewezen, omdat deze kosten niet als noodzakelijk konden worden aangemerkt volgens artikel 35, eerste lid, van de WWB.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 13 november 2012 geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat de gemaakte kosten noodzakelijk waren voor de door hem gevoerde procedures. De Raad heeft vastgesteld dat er een verslag van de hoorzitting was opgemaakt, en dat appellant zelf had gekozen om de hoorzitting en een gesprek met een vertegenwoordiger van het college op band op te nemen, wat niet als noodzakelijke kosten kan worden beschouwd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van noodzakelijke kosten door de betrokkene, vooral wanneer er geen toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand is. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat de gemaakte kosten voor rekening van appellant dienen te blijven, en bevestigt de eerdere uitspraak.