ECLI:NL:CRVB:2012:BY3516
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering na ontzegging door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzegging van het recht op Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellant, A. te B. Appellant had zich op 8 februari 2010 ziek gemeld vanwege rugklachten en andere lichamelijke klachten, terwijl hij eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidwet ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ontzegde appellant bij besluit van 31 augustus 2010 met ingang van 6 september 2010 het recht op ZW-uitkering, gebaseerd op een rapport van verzekeringsarts J. Vos. Appellant maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak op 15 juni 2011.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat de medische beoordeling door het Uwv niet zorgvuldig was en dat hij recht had op voortzetting van zijn ZW-uitkering. Hij voerde aan dat een rapport van neuroloog dr. R.W.M. Keunen zijn klachten had geobjectiveerd en dat hij niet in staat was zijn arbeid te verrichten. De Raad beoordeelde de zaak en concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv. De Raad oordeelde dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen en de medische stukken voldoende basis vormden voor de conclusie dat appellant per 6 september 2010 geschikt was voor zijn werk als heftruckchauffeur.
De Raad benadrukte dat de door appellant overgelegde medische informatie niet leidde tot een ander oordeel, aangezien er geen objectief vastgestelde ziekte of gebreken waren aangetoond die hem ongeschikt maakten voor zijn arbeid. De indicatie voor een gehandicaptenparkeerkaart werd als niet relevant beschouwd, omdat deze beoordeling in een ander wettelijk kader plaatsvond. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.