ECLI:NL:CRVB:2012:BY3514

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6369 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kaldenbach, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat op 19 september 2006 is genomen. Dit besluit houdt in dat appellant met ingang van 9 oktober 2006 geen recht heeft op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het besluit is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig rapport. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 22 september 2011 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 november 2012 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De bevindingen zijn inzichtelijk en gemotiveerd gerapporteerd. Appellant heeft aangevoerd dat het medisch onderzoek onjuist en onvolledig is geweest, omdat er geen rekening is gehouden met de medische informatie van zijn behandelend orthopedisch chirurg, J. Wolkenfelt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de beschikbare medische gegevens in voldoende mate zijn onderkend en dat de beperkingen die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen, adequaat zijn vastgesteld.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door H.G. Rottier, met M.R. Schuurman als griffier.

Uitspraak

11/6369 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 september 2011, 09/1924 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 14 november 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J. Kaldenbach hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2012. Partijen zijn niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 19 september 2006 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 9 oktober 2006 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Dit besluit steunt op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig rapport.
1.2. Bij besluit van 19 juni 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, zijn besluit van 19 september 2006 gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op rapporten van een bezwaarverzekeringsarts en een bezwaararbeidsdeskundige.
2. Met de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Op grond van de in de aangevallen uitspraak neergelegde overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag is gebaseerd.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onjuist en onvolledig is geweest, daar geen rekening is gehouden met de medische informatie van de behandelend orthopaedisch chirurg J. Wolkenfelt. Ter nadere onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een brief overgelegd van 22 december 2011.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling
4.1. Appellant kampt sinds 1993 met knieklachten. Als gevolg van deze klachten is hij op 11 oktober 2004 uitgevallen voor zijn werk als allround medewerker/trekkerchauffeur op een bloemenveiling.
4.2. De medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv is voldoende zorgvuldig geweest, zij hebben hun bevindingen inzichtelijk en gemotiveerd gerapporteerd. Daarbij zijn de door appellant ervaren medische klachten in voldoende mate onderkend en is daarmee rekening gehouden in de opgestelde zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) door onder meer beperkingen aan te nemen met betrekking tot dynamische handelingen en statische houdingen.
4.3. De orthopaedisch chirurg Vermes, die appellant destijds behandelde, heeft onder meer op 13 januari 2006 en 16 oktober 2006 gerapporteerd aan het Uwv. Uit deze informatie blijkt dat in januari 2006, ter behandeling van progressieve gonarthrose, rechtszijdig een totale knieprothese is geïmplanteerd en dat appellant wellicht in de toekomst een vergelijkbare operatie aan de linker zijde zal moeten ondergaan. De inhoud van deze brieven is door het Uwv betrokken bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 31 augustus 2006. In rapporten van 8 augustus 2007, 17 juni 2009, 22 november 2010 en 7 januari 2011 heeft het Uwv uitvoerig gemotiveerd uiteengezet waarom de beschikbare informatie met betrekking tot appellants knieklachten geen aanleiding heeft gegeven voor het oordeel dat de belastbaarheid van appellant is overschat.
4.4. Ook overigens is niet gebleken dat appellant met de in de FML van 8 augustus 2007 neergelegde beperkingen gelet op de voorhanden zijnde medische gegevens, tekort is gedaan. Zeker niet nu orthopaedisch chirurg Wolkenfelt in zijn brief van 22 december 2011 aangeeft dat hij het eens is met hetgeen in de rapportage van 7 januari 2011 is toegelicht ten aanzien van het knielen en hurken.
5. Het hoger beroep van appellant slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding bestaat geen aanleiding. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.
7. Er is evenmin aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) M.R. Schuurman