ECLI:NL:CRVB:2012:BY3350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening en terugvordering van WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 1 december 2011. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. C.M.A. Mertens, tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 14 maart 2011. Dit besluit handhaafde een eerder besluit van 29 november 2010, waarin het derde verzoek van appellant om terug te komen van eerdere besluiten van 9 september 2002 en 22 oktober 2002 inzake de herziening en terugvordering van zijn WAO-uitkering werd afgewezen.
De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt had gesteld dat de gewijzigde opstelling van de Belastingdienst met betrekking tot de in 1999 genoten meewerkaftrek geen materiële gevolgen had voor de besluitvorming rond de herziening en terugvordering van de WAO-uitkering van appellant. Appellant had in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedure, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat appellant niet had aangetoond hoeveel uren hij in 1999 daadwerkelijk had gewerkt en welke inkomsten hij had genoten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen door J. Brand, met I.J. Penning als griffier.