ECLI:NL:CRVB:2012:BY3347

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1565 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en verzekeringsgeneeskundige advisering

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. C.M.A. Mertens, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had op 31 januari 2011 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het ging om de vraag of de arbeidsongeschiktheid van appellant tussen 31 maart 2002 en 1 januari 2008 was toegenomen. Het Uwv had eerder, op 30 juni 2010, besloten dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid was en dit besluit gehandhaafd. Tijdens de zitting op 5 oktober 2012 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. R. Spanjer.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 16 november 2012 behandeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de verzekeringsgeneeskundige advisering die ten grondslag lag aan het besluit van het Uwv voldeed aan de zorgvuldigheidseisen. Appellant had geen nieuwe informatie overgelegd die de conclusie van het Uwv kon ondermijnen. De Raad concludeerde dat de gronden van het hoger beroep in wezen een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten en dat deze geen aanleiding gaven om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de betrokken rechters J. Brand en I.J. Penning de uitspraak ondertekenden.

Uitspraak

11/1565 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 31 januari 2011, 10/857 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 16 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.M.A. Mertens hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2012.
Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. R. Spanjer.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 30 juni 2010 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit van 17 december 2009, inhoudend dat de arbeidsongeschiktheid van appellant tussen 31 maart 2002 en 1 januari 2008 niet is toegenomen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 30 juni 2010 ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsgeneeskundige advisering die ten grondslag ligt aan het besluit van 30 juni 2010 voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen. Voorts heeft de rechtbank overwogen geen aanknopingspunten te zien om de eindconclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in twijfel te trekken. Door appellant is geen informatie overgelegd waaruit medische beperkingen zijn te herleiden die ernstiger zijn dan door het Uwv aangenomen.
3. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden. Hij heeft zich daarbij, evenals bij de rechtbank, op het standpunt gesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid eerder dan per 1 januari 2008 is toegenomen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er geen reden is de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant in de periode 31 maart 2002 tot 1 januari 2008, te herzien. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat in essentie een herhaling van de gronden die hij reeds in beroep heeft aangevoerd en waarover de rechtbank in de aangevallen uitspraak met juistheid heeft geoordeeld. De gronden van hoger beroep behoeven mitsdien geen verdere bespreking. Hetgeen appellant in zijn brief van 22 september 2012 nog aanvoert leidt de Raad niet tot een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen.
4.3. Het hoger beroep treft gelet op hetgeen is overwogen in 4.2 geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) I.J. Penning
TM