ECLI:NL:CRVB:2012:BY2705

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4728 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1921, op 31 maart 2010 een verzoek ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer volgens de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellante heeft in haar verzoek diverse oorlogsgebeurtenissen genoemd, waaronder het meemaken van een bombardement in de nabijheid van haar werkplek in Heemstede in 1943 en het gedwongen getuige zijn van een executie in Haarlem in het laatste oorlogsjaar. De Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerder in deze zaak, heeft de aanvraag afgewezen bij besluit van 4 maart 2011, en dit besluit is na bezwaar gehandhaafd. Verweerder stelde dat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij door oorlogsgeweld was getroffen, zoals vereist onder de Wubo.

Tijdens de zitting op 27 september 2012 heeft appellante zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. Appellante betoogde dat zij voldoende bewijs had geleverd van haar aanwezigheid bij de fusillade en het bombardement, en dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar haar claims.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 8 november 2012 geoordeeld dat de door appellante genoemde gebeurtenissen niet voldoende objectief konden worden bevestigd. De Raad benadrukte dat een enkele verklaring van de betrokkene niet voldoende is en dat aanvullende objectieve gegevens vereist zijn. Aangezien deze gegevens ontbraken, heeft de Raad het bestreden besluit van verweerder in stand gehouden en het beroep ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/4728 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
Datum uitspraak: 8 november 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 augustus 2011, kenmerk BZ01305750. Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2012. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Berkel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1921, heeft op 31 maart 2010 een verzoek ingediend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo en daarbij verzocht om diverse in de Wubo geregelde voorzieningen. Zij heeft daarbij de volgende oorlogsgebeurtenissen genoemd:
- het meemaken van een bombardement in de nabijheid van het atelier waar zij werkzaam was, gelegen aan de [adres] te Heemstede, waarschijnlijk in 1943;
- het gedwongen getuige zijn geweest van een executie van een groep personen te Haarlem in het laatste oorlogsjaar.
1.2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen bij besluit van 4 maart 2011. Dit besluit is na bezwaar bij het bestreden besluit gehandhaafd. Volgens verweerder is in onvoldoende mate aangetoond of aannemelijk gemaakt dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld als bedoeld in de Wubo.
2. Appellante is van mening dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij getuige was van de fusillade. Ook wat betreft het bombardement meent appellante voldoende informatie te hebben verstrekt. Volgens appellante heeft verweerder op dat punt onvoldoende onderzoek gedaan.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wubo, wordt - voor zover hier van belang - onder burger-oorlogsslachtoffer verstaan degene die tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 lichamelijk of psychisch letsel heeft opgelopen bij met de krijgsverrichtingen direct verbonden handelingen of omstandigheden, dan wel door of in verband met handelingen of maatregelen welke door of namens de vijandelijke bezettende machten tegen hem werden gericht, ten gevolge van welk letsel hij blijvend invalide is geworden.
3.2. Naar vaste rechtspraak van de Raad kan een door een betrokkene gemelde gebeurtenis niet op grond van uitsluitend zijn of haar eigen verklaring als voldoende vaststaand worden aangemerkt, maar dient een dergelijke verklaring te worden ondersteund door aanvullende (objectieve) gegevens. Dergelijke gegevens ontbreken ten aanzien van het door appellante beschreven toekijken bij een fusillade. Weliswaar staat op zichzelf vast dat op 7 maart 1945 aan de Dreef te Haarlem vijftien mannen zijn geëxecuteerd, maar dat enkele gegeven maakt niet dat ook appellantes (gedwongen) aanwezigheid bij die gebeurtenis op voldoende objectieve wijze is komen vast te staan.
3.3. Wat betreft het door appellante genoemde bombardement geldt hetzelfde. Onderzoek van verweerder heeft weliswaar aangetoond dat op 13 december 1943 een bombardement heeft plaatsgevonden aan de [adres] te Heemstede, maar ook hier is het meemaken daarvan door appellante niet aan de hand van objectieve gegevens bevestigd. De Raad onderschrijft niet het standpunt van appellante dat verweerder op dit punt nader onderzoek had moeten verrichten. In het enkele noemen door appellante van een in herinnering gebleven naam van een toenmalige collega zijn onvoldoende aanknopingspunten voor dergelijk nader onderzoek gelegen. Gezien dit een en ander kan in het midden blijven of, indien de hier bedoelde bevestiging wel zou zijn verkregen, zou zijn voldaan aan de door verweerder gehanteerde beleidsmatige criteria voor erkenning van het meemaken van een bombardement als gebeurtenis in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wubo.
4. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
5. De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper als voorzitter en B.J. van de Griend en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2012.
(getekend) R. Kooper
(getekend) M.R. Schuurman
HD