ECLI:NL:CRVB:2012:BY2590

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1742 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van de maximale periodebijdrage voor zorg zonder verblijf

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de verlaging van de maximale periodebijdrage voor zorg zonder verblijf, vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten b.v. (CAK) voor de appellante. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaten, heeft in hoger beroep aangevoerd dat Menzis ten onrechte de kosten van rechtsbijstand in verband met het bezwaar tegen het besluit van 31 januari 2008 niet heeft vergoed. Menzis heeft in haar verweerschrift aangegeven dat het bestreden besluit het advies van de Centrale Adviescommissie Eigen Bijdrage Thuiszorg heeft overgenomen, waarin is geadviseerd om de kosten van het bezwaar te vergoeden. Menzis heeft verder verklaard dat het vergeten was om de proceskostenvergoeding uit te betalen, en dat een eenvoudige communicatie dit probleem had kunnen verhelpen.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat Menzis niet in de proceskosten in beroep diende te worden veroordeeld. De Raad heeft de argumenten van de appellante verworpen, onder andere omdat de rechtbank niet heeft onderkend dat Menzis pas in de beroepsfase de kosten heeft vergoed. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de belangen van de appellante bij de vaststelling van de maximale periodebijdrage zijn meegewogen. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van de appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, evenals het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

10/1742 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 8 februari 2010, 09/813 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ]
Stichting Zorgkantoor Menzis (Menzis)
Datum uitspraak 7 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. van Asperen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Nadien heeft mr. B. van Dijk, advocaat, zich als gemachtigde van appellante gesteld.
Menzis heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 26 september 2012, waar partijen met voorafgaande kennisgeving niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 31 januari 2008 heeft het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten b.v. (CAK) de maximale periodebijdrage voor zorg zonder verblijf voor appellante voor het jaar 2007 vastgesteld op een bedrag van € 217,95 per periode van vier weken.
1.2. Bij besluit van 19 september 2008 heeft het CAK de maximale periodebijdrage voor zorg zonder verblijf voor appellante voor het jaar 2007 verlaagd tot een bedrag van € 69,26 per periode van vier weken.
1.3. Bij besluit van 16 juli 2009 (bestreden besluit) heeft Menzis het bezwaar tegen het besluit van 31 januari 2008 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 19 september 2008 ongegrond verklaard.
1.4. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Daarbij heeft appellante zich onder meer op het standpunt gesteld dat Menzis ten onrechte niet de kosten van rechtsbijstand in verband met het bezwaar tegen het besluit van 31 januari 2008 heeft vergoed.
1.5. In het verweerschrift van 18 november 2009 heeft Menzis medegedeeld dat bij het bestreden besluit proceskosten van de bezwaarfase aan appellante zijn toegekend.
Dientengevolge zullen de kosten in bezwaar tot een bedrag van € 874,-- aan appellante worden vergoed.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat bij de vaststelling van de maximale periodebijdrage van € 69,26 per periode van vier weken op onjuiste wijze toepassing is gegeven aan het bepaalde in het Bijdragebesluit zorg.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellante voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat Menzis eerst in de beroepsfase de kosten in verband met het bezwaar tegen het besluit van 31 januari 2008 heeft vergoed. Dit had volgens appellante voor de rechtbank aanleiding moeten zijn om Menzis in de proceskosten in beroep te veroordelen.
4.2. Dit betoog slaagt niet. Menzis heeft in het verweerschrift in hoger beroep terecht naar voren gebracht dat in het bestreden besluit het advies van de Centrale Adviescommissie Eigen Bijdrage Thuiszorg is overgenomen en dat daarin is geadviseerd om de kosten in verband met het bezwaar tegen het besluit van 31 januari 2008 te vergoeden. Menzis heeft verder naar voren gebracht dat het simpelweg is vergeten de in het toegekende proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase uit te betalen en dat een briefje of telefoontje voldoende was geweest om deze fout te herstellen. De Raad kan zich geheel verenigen met deze toelichting van Menzis.
4.3. Het betoog van appellante dat bij de vaststelling van de maximale periodebijdrage haar belangen niet zijn meegewogen, slaagt evenmin. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank op dit punt en verwijst daarnaar.
4.4. Het hiervoor overwogene betekent dat het hoger beroep van appellante niet slaagt, dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en dat het verzoek om een veroordeling tot vergoeding van schade dient te worden afgewezen.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) P.J.M. Crombach
HD