ECLI:NL:CRVB:2012:BY2382

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-769 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor vervanging duurzame gebruiksgoederen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 26 april 2011 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van enkele duurzame gebruiksgoederen, waaronder een bankstel, wasmachine, wasdroger, televisie en gasfornuis. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat stelde dat de kosten van duurzame gebruiksgoederen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze in beginsel uit het inkomen van de betrokkene moeten worden betaald, hetzij door reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf. Het college verwees naar gemeentelijke beleidsvoorschriften die bepalen dat bijstandsontvangers geacht worden zelf voor deze kosten te reserveren of te lenen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat zijn persoonlijke situatie, waaronder schulden door onverhoopte gebeurtenissen en deelname aan een schuldsaneringstraject, als bijzonder moest worden aangemerkt. De Raad oordeelde echter dat de kosten van duurzame gebruiksgoederen niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het college, waarbij werd gesteld dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is die leidt tot recht op bijzondere bijstand. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/769 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2011, 11/3866 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 6 november 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2012. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. van Kesteren.
OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant ontvangt bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Hij heeft op 26 april 2011 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van vervanging van enkele duurzame gebruiksgoederen: een bankstel, een wasmachine en wasdroger, een televisie en een gasfornuis.
1.3. Bij besluit van 3 mei 2011 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Bij besluit van 30 juni 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 3 mei 2011 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college verwezen naar de gemeentelijke beleidsvoorschriften waarin is bepaald dat ook als iemand een bijstandsuitkering heeft, hij wordt geacht zelf duurzame gebruiksgoederen te betalen door vooraf te reserveren, te lenen bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam of door gespreide betaling achteraf. Alleen in bijzondere situaties wordt op deze regel een uitzondering gemaakt, maar zo'n bijzondere situatie doet zich hier niet voor.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat zijn persoonlijke situatie als bijzonder valt aan te merken. Hij heeft schulden die zijn veroorzaakt door een aaneenschakeling van onverhoopte gebeurtenissen. Deze schulden zijn hem niet aan te rekenen. Hij heeft deelgenomen aan een schuldsaneringstraject en heeft daardoor niet kunnen reserveren voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd, zich voordeden en dat die kosten in het geval van appellant noodzakelijk waren. Tussen partijen is in geschil of is voldaan aan het vereiste dat de betreffende kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2. De kosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen van de betrokkene hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Voor die kosten wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat die kosten niet uit het inkomen op het niveau van de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.3. Er is in dit geval geen grond voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld. De Raad is met de rechtbank en het college van oordeel dat het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid is die het verlenen van bijzondere bijstand aan appellant rechtvaardigt. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB, 24 januari 2012, LJN BV2318) kunnen schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, niet worden afgewenteld op de bijstand.
4.4. Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2012.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) J.M. Tason Avila
RB