ECLI:NL:CRVB:2012:BY2380
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens niet verschijnen op werk
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de verlaging van de bijstand van appellant met 100% gedurende een maand werd bevestigd. Appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft niet voldaan aan zijn arbeidsverplichtingen door op zijn eerste werkdag niet te verschijnen bij het aangeboden werk als vrachtwagenchauffeur. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 17 augustus 2010 besloten om de bijstand van appellant te verlagen, omdat hij zonder bericht niet is verschenen en niet bereikbaar was. Dit besluit werd later door het college in een bestreden besluit van 8 november 2010 gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de aangeboden werkzaamheden niet passend zijn vanwege zijn medische situatie, en dat het college hiervan op de hoogte had moeten zijn. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter vastgesteld dat appellant op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat er geen sprake was van verwijtbaarheid. De Raad concludeert dat de hoogte en duur van de maatregel in overeenstemming zijn met de Afstemmingsverordening van de gemeente Amsterdam.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 november 2012.