ECLI:NL:CRVB:2012:BY2362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstandsuitkering en bezwaar tegen vaststelling van vermogen onroerende zaken
In deze zaak gaat het om de toekenning van een bijstandsuitkering aan appellante, die bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van haar vermogen met betrekking tot onroerende zaken. Appellante heeft zich op 23 november 2009 gemeld voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft op 16 december 2009 een aanvraag ingediend. Bij besluit van 19 januari 2010 is haar bijstand verleend, waarbij het college haar vermogen heeft vastgesteld op € 9.528,26, inclusief een kwart van de waarde van onroerende zaken in Servië. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar het college heeft dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, stellende dat de vaststelling geen rechtsgevolg had.
De rechtbank Roermond heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd, waarbij het college werd opgedragen om de uitspraak in de plaats te stellen van het bestreden besluit. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, specifiek tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen de vaststelling van haar vermogen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad stelt vast dat uit de uittreksels van het Kadaster blijkt dat appellante een kwart van de onroerende zaken bezit. De Raad oordeelt dat, wanneer onroerende zaken in een officieel eigendomsregister op naam van een betrokkene staan, de veronderstelling gerechtvaardigd is dat deze zaken deel uitmaken van het vermogen. Het is aan de betrokkene om aan te tonen dat dit niet het geval is, wat appellante niet heeft kunnen doen. De Raad bevestigt daarom de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.