ECLI:NL:CRVB:2012:BY2207

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-762 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering en de beoordeling van medisch onderzoek door het Uwv

In deze zaak heeft appellant, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant was werkzaam als productiemedewerker/inpakker en viel op 23 april 2010 uit voor zijn werkzaamheden door ziekte. Zijn arbeidsovereenkomst werd op 29 april 2010 beëindigd. Het Uwv stelde na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 25 juni 2010 vast dat appellant per 28 juni 2010 weer geschikt was voor zijn eigen werk. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 4 augustus 2010. Hierop volgde het beroep bij de rechtbank, die de conclusies van het Uwv onderschreef en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch onderzoek.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn stellingen dat het onderzoek door het Uwv onvoldoende was en dat er meer informatie opgevraagd had moeten worden bij zijn behandelaars. Hij verzocht om de benoeming van een deskundige om zijn klachten verder te onderzoeken. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op basis van de beschikbare medische gegevens geen aanleiding had om nadere inlichtingen op te vragen. De Raad wees erop dat de door appellant ingebrachte medische informatie, waaronder gegevens over een maag- en cysteoperatie en een auto-ongeluk, niet duidde op een onjuiste beoordeling door het Uwv. Het verzoek om een deskundige te benoemen werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, met M.R. Schuurman als griffier, en vond plaats op 31 oktober 2012.

Uitspraak

11/762 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 december 2010, 10/2956 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.L.J.A. Spiertz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2012. Appellant is bij die gelegenheid verschenen, bijgestaan door mr. Spiertz en door H. Zengin. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als productiemedewerker/inpakker gedurende 20 uur per week. Op 23 april 2010 is hij door ziekte uitgevallen voor zijn werkzaamheden. Op 29 april 2010 is zijn arbeidsovereenkomst beëindigd.
1.2. Op 25 juni 2010 heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden waarbij appellant is onderzocht door een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts. Naar aanleiding van dat onderzoek is bij besluit van 25 juni 2010 door het Uwv vastgesteld dat appellant volgens de Ziektewet (ZW) per 28 juni 2010 weer geschikt was om zijn eigen werk te doen. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. In het kader van dat bezwaar heeft op 19 juli 2010 een onderzoek plaatsgevonden door een voor het Uwv werkzame bezwaarverzekeringsarts. Naar aanleiding van de bevindingen uit dat onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 4 augustus 2010 dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv. Het door de verzekeringsartsen verrichte onderzoek was niet onjuist, onvolledig of onzorgvuldig. De rechtbank heeft erop gewezen dat appellant geen medische informatie heeft overgelegd die tot een andere conclusie leidt. Appellant heeft gesteld dat hij in Turkije onder behandeling van een psychiater is geweest, maar daarvan heeft hij geen stukken overgelegd. De verwijzing naar de GGZ die appellant had ingebracht, had betrekking op een datum ruim na de datum in geding en was daarom niet relevant voor deze zaak. De rechtbank wees erop dat appellant werkzaam was bij een werkvoorzieningschap en dat er bij zijn werkzaamheden rekening werd gehouden met een groot aantal beperkingen. De conclusie van het Uwv dat de belastbaarheid van appellant in vergelijking met zijn keuring voor het werkvoorzieningschap ongewijzigd was, werd door de rechtbank onderschreven.
3. In hoger beroep heeft appellant - kortweg - gesteld dat het door Uwv verrichte lichamelijk en psychisch onderzoek onvoldoende was. Het Uwv had volgens appellant informatie moeten opvragen bij de behandelaars van appellant. Appellant heeft verzocht om de benoeming van een deskundige die een onderzoek zou moeten verrichten naar zijn problemen teneinde meer duidelijkheid te krijgen over de aard van de klachten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2. De gronden van appellant in hoger beroep vormen in wezen een herhaling van hetgeen door appellant in beroep bij de rechtbank is betoogd. Aangezien wordt onderschreven wat de rechtbank ten aanzien van die gronden heeft vastgesteld en overwogen, wordt hier volstaan met te verwijzen naar de aangevallen uitspraak. Herhaald wordt hier nog dat, gelet op de eigen expertise van de verzekeringsartsen en de in dit geval bekende medische gegevens, er voor het Uwv geen aanleiding was om nadere inlichtingen op te vragen bij de behandelaars van appellant.
4.3. Appellant heeft in hoger beroep medische informatie ingebracht. Die informatie duidt er niet op dat de beoordeling door het Uwv onjuist is geweest. Het gaat daarbij immers om een maag- en een cysteoperatie uit 2012 en de beschrijving van een auto-ongeluk in 2012 waarbij appellant was betrokken. Er is daarom geen twijfel bij de juistheid van de medische bevindingen van het Uwv zodat er ook geen aanleiding is om een deskundige te benoemen. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) M.R. Schuurman