ECLI:NL:CRVB:2012:BY2207
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en de beoordeling van medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft appellant, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant was werkzaam als productiemedewerker/inpakker en viel op 23 april 2010 uit voor zijn werkzaamheden door ziekte. Zijn arbeidsovereenkomst werd op 29 april 2010 beëindigd. Het Uwv stelde na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 25 juni 2010 vast dat appellant per 28 juni 2010 weer geschikt was voor zijn eigen werk. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 4 augustus 2010. Hierop volgde het beroep bij de rechtbank, die de conclusies van het Uwv onderschreef en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch onderzoek.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn stellingen dat het onderzoek door het Uwv onvoldoende was en dat er meer informatie opgevraagd had moeten worden bij zijn behandelaars. Hij verzocht om de benoeming van een deskundige om zijn klachten verder te onderzoeken. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op basis van de beschikbare medische gegevens geen aanleiding had om nadere inlichtingen op te vragen. De Raad wees erop dat de door appellant ingebrachte medische informatie, waaronder gegevens over een maag- en cysteoperatie en een auto-ongeluk, niet duidde op een onjuiste beoordeling door het Uwv. Het verzoek om een deskundige te benoemen werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, met M.R. Schuurman als griffier, en vond plaats op 31 oktober 2012.