ECLI:NL:CRVB:2012:BY2154

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1133 WAO-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2012 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoeker uit Turkije, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Türkkol, tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanleiding voor het verzoek was een hoger beroep dat het Uwv had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2012, waarin de verzoeker recht op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering was toegekend.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het Uwv op 11 april 2012 het hoger beroep heeft ingetrokken. Vervolgens heeft mr. Türkkol op 21 mei 2012 het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, omdat het Uwv had aangegeven uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Hierdoor heeft de verzoeker met ingang van 1 augustus 2012 recht op een uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van de verzoeker moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan de verzoeker is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 437,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.

Uitspraak

12/1133 WAO-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats], Turkije (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 2 november 2012
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft bij brief van 10 februari 2012 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2012, 11/5606 en 11/5607.
Namens verzoeker heeft mr. N. Türkkol, advocaat, bij brief van 23 februari 2012 de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij brief van 11 april 2012 heeft het Uwv het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 21 mei 2012 heeft mr. Türkkol het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Artikel 8:84, vierde lid, van de Awb verklaart de artikelen 8:75 en 8:75a van overeenkomstige toepassing op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek om een voorlopige voorziening is ingetrokken omdat het Uwv uitvoering zal geven aan de uitspraak van de rechtbank van 4 januari 2012. Verzoeker heeft hierdoor alsnog met ingang van 1 augustus 2012 recht op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Nu het Uwv niet heeft betwist dat aldus aan verzoeker is tegemoetgekomen, is er aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 437,-.
Voor de vergoeding van het griffierecht kan verzoeker zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,-, te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2012.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.A. Achterberg
TM