ECLI:NL:CRVB:2012:BY2141

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2631 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opschaling en opleidingsniveau te bepalen op HBO met betrekking tot ambtenarenrecht

In deze zaak heeft appellante, werkzaam bij de gemeente Haaksbergen, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om haar inschaling te verhogen naar schaal 8 en haar opleidingsniveau te erkennen als HBO. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 november 2012 uitspraak gedaan. Appellante is sinds 1998 in dienst en haar functie is ingedeeld in functieschaal 7, waarvoor een MBO-opleiding vereist is. In 2007 zijn drie collega's van een andere werkgever overgekomen naar de gemeente, waarbij zij op persoonlijke titel in schaal 8 zijn ingedeeld vanwege afspraken over salarisgarantie. Appellante stelt dat zij gelijk behandeld moet worden, maar de Raad oordeelt dat haar situatie niet gelijk is aan die van haar collega's, aangezien hun hogere inschaling voortkomt uit specifieke afspraken die voor appellante niet gelden. De Raad bevestigt dat het college vrij is in zijn keuze voor inschaling en dat de erkenning van het opleidingsniveau HBO voor de collega's slechts een morele erkenning is zonder gevolgen voor de organieke functie van appellante, die op MBO-niveau blijft. De Raad concludeert dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

11/2631 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 23 maart 2011, 10/582 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (college)
Datum uitspraak: 1 november 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.P. Kleinveld. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.C.B.W. Doup.
OVERWEGINGEN
1. Appellante is, sinds 1998, werkzaam bij de gemeente Haaksbergen als [naam functie]. Deze functie is volgens het gemeentelijk functiewaarderingssysteem ingedeeld in functieschaal 7 en heeft als opleidingsvereiste de MBO-opleiding juridisch medewerker sociale zekerheid. Per mei 2007 zijn drie medewerkers van het zorgloket van de stichting Zorgplein overgegaan naar de gemeente en daar aangesteld in dezelfde functie als appellante. Omdat deze medewerkers bij hun oude werkgever waren ingedeeld in schaal 8 van de CAO-welzijn - welke schaal niet overeenkomt met schaal 7 bij de gemeente - zijn zij op grond van afspraken over salarisgarantie bij de overgang, op persoonlijke titel ingeschaald in schaal 8. Hun verzoek om de gemeentelijke functie hoger te waarderen is afgewezen. Daarbij heeft het college in deze drie specifieke gevallen het opleidingsniveau HBO gedeeltelijk op persoonlijke titel erkend voor de functie van [naam functie].
1.1. Daarop heeft appellante het college verzocht om haar ook volgens schaal 8 uit te betalen en haar opleidingsniveau te bepalen op HBO. Op dat verzoek is afwijzend beslist bij besluit van 16 september 2009. De weigering is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 april 2010 (bestreden besluit).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Ook in hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij de weigering om haar net zo te behandelen als haar drie collega’s die hetzelfde werk doen, in strijd acht met het gelijkheidsbeginsel, met het rechtszekerheidsbeginsel en getuigt van willekeur. Ter zitting heeft appellante aangegeven dat het haar vooral gaat om het verschil in opleidingsniveau. Dat verschil acht zij onverklaarbaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De situatie van appellante is niet gelijk aan die van haar collega’s. Die collega’s zijn overgekomen van een andere werkgever, waar zij een hogere inschaling hadden en een bijbehorend hoger salaris. Het verschil in salariëring is dan ook een gevolg van afspraken die bij die overgang zijn gemaakt; voor appellante gelden die afspraken niet. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan daarom niet slagen.
4.2. Van willekeur of strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is ook geen sprake. Het college heeft benadrukt dat ook voor de collega’s geldt dat hun (organieke) functie een schaal 7 functie is en niet anders is gewaardeerd dan de functie van appellante. De inschaling in schaal 8 heeft uitsluitend plaatsgevonden op persoonlijke titel en in verband met bijzondere omstandigheden. De keuze voor inschaling in schaal 8 in plaats van een toelage (die appellante wel zou kunnen billijken) staat het college vrij. Overigens staat dat besluit over de drie collega’s hier niet ter beoordeling. Appellante kan daaraan geen rechten ontlenen.
4.3. Hetzelfde geldt voor de erkenning op persoonlijke titel van opleidingsniveau HBO. Het gaat hier om een morele erkenning voor de betrokken drie medewerkers, omdat dat hogere opleidingsniveau gold voor de functie bij hun oude werkgever. Met die erkenning heeft het college getracht hen gevoelsmatig tegemoet te komen. Gevolgen heeft die erkenning verder niet, voor de organieke functie blijft opleidingsniveau MBO gelden. Hoewel aan appellante kan worden toegegeven dat die situatie bijzonder is, is die net als het verschil in salariëring verklaarbaar en brengt dat niet mee dat appellante dezelfde erkenning zou moeten krijgen.
5. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en J.G. Treffers en J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van S. K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2012.
(getekend) K. Zeilemaker
(getekend) S.K. Dekker
HD