ECLI:NL:CRVB:2012:BY2099

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-7052 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een Wajong-uitkering aan appellant, die eerder door het Uwv was geweigerd. Na een tussenuitspraak van de Raad op 23 maart 2012, waarin het Uwv werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, heeft het Uwv op 17 augustus 2012 een nieuw besluit genomen dat volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Dit besluit hield in dat appellant met ingang van 16 augustus 1985 volledig arbeidsongeschikt werd verklaard en recht had op een Wajong-uitkering, met een ingangsdatum van 2 oktober 2002.

De Raad constateerde dat de behandeling van de zaak door het Uwv en de Raad zelf in totaal meer dan zes jaar had geduurd, wat aanleiding gaf om te concluderen dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase was overschreden. Dit leidde tot de beslissing om het onderzoek te heropenen en de Staat der Nederlanden aan te merken als partij in de procedure over de gevraagde schadevergoeding wegens deze overschrijding.

De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.254,-- bedroegen, en moest het Uwv het betaalde griffierecht van € 144,-- vergoeden aan appellant. De Raad besloot dat het onderzoek heropend zou worden onder een nieuw nummer ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de schadevergoeding.

De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de verplichting van de overheid om tijdig beslissingen te nemen.

Uitspraak

07/7052 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 16 november 2007, 07/44 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 2 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Bos, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Na de tussenuitspraak van de Raad van 23 maart 2012, LJN BV9875, heeft het Uwv op 17 augustus 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Desgevraagd heeft mr. Bos bericht dat appellant zich volledig kan verenigen met het nieuwe besluit van 17 augustus 2012. Appellant heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad heeft het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
1. De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak van 23 maart 2012 voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hieraan voegt de Raad het volgende toe.
2. Bij besluit van 2 februari 1998 heeft het Uwv geweigerd aan appellant een uitkering op grond van grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen. Bij besluit van 6 december 2006 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 7 juni 2006, waarbij het Uwv heeft geweigerd terug te komen van het besluit van 2 februari 1998, ongegrond verklaard. De Raad stelt vast dat het Uwv met het besluit van 17 augustus 2012 materieel bezien geheel is tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant. Immers het besluit van 7 juni 2006 is gewijzigd in die zin dat het Uwv na heroverweging heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 16 augustus 1985 volledig arbeidsongeschikt is en recht heeft op een Wajong-uitkering. De ingangsdatum voor de Wajong-uitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, is - in overleg met appellant - vastgesteld op 2 oktober 2002.
3. Hiermee heeft het Uwv de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend. In een dergelijk geval is het belang bij een beoordeling in hoger beroep in beginsel komen te vervallen, tenzij van een dergelijk belang blijkt, bijvoorbeeld omdat verzocht is om het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Nu door appellant een zodanig verzoek is gedaan, bestaande uit een verzoek tot schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn, heeft hij belang behouden bij een vernietiging van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, zodat de Raad daartoe zal overgaan.
4. Nu met het besluit van 17 augustus 2012 aan het beroep geheel is tegemoetgekomen, wordt het beroep ingevolge artikel 6:19, eerste lid, en artikel 6:24 van de Awb niet mede gericht geacht tegen dat besluit. Het besluit van 17 augustus 2012 wordt mitsdien niet in het hoger beroep meegenomen.
5. Er zijn termen aanwezig om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 1.610,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 2.254,--.
6.1. Met betrekking tot het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), is de uitspraak van de Raad van 26 januari 2009, LJN BH1009 van belang.
6.2. Voor het voorliggende geval betekent dit het volgende. Vanaf de ontvangst door het Uwv op 19 juli 2006 van het bezwaarschrift van appellant tot de datum van deze uitspraak is ruim zes jaar verstreken. Van dit tijdsverloop heeft de behandeling in bezwaar door het Uwv vanaf 19 juli 2006 tot het besluit van 6 december 2006 ruim vier maanden geduurd en heeft de behandeling van het beroep bij de rechtbank vanaf de ontvangst van het beroepschrift op 15 januari 2007 tot de uitspraak op 16 november 2007 tien maanden geduurd.
Het in de tussenuitspraak beschreven procesverloop bij de Raad heeft ertoe geleid dat de behandeling van het hoger beroep door de Raad vanaf de ontvangst van het hoger beroepschrift op 20 december 2007 tot deze uitspraak bijna vijf jaar heeft geduurd. Aan deze vaststelling kan het vermoeden worden ontleend dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase is overschreden. Dit geeft aanleiding om het onderzoek te heropenen. Met verdragsconforme toepassing van artikel 8:26 van de Awb merkt de Raad de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie) aan als partij in die procedure.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een
bedrag van € 2.254,-- te betalen door het Uwv aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van in totaal € 144,-- vergoedt;
- bepaalt dat het onderzoek wordt heropend onder nummer 12/5646 BESLU ter voorbereiding
van een nadere uitspraak over de gevraagde schadevergoeding in verband met de mogelijke
overschrijding van de redelijke termijn, en merkt de Staat der Nederlanden (de minister van
Veiligheid en Justitie) aan als partij in die procedure.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter, C.W.J. Schoor en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2012.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) J.R. Baas
KR