ECLI:NL:CRVB:2012:BY2090

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-2226 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 7 maart 2012 het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank had geoordeeld dat het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk was verklaard vanwege te late indiening. Het Uwv had op 5 juli 2011 vastgesteld dat appellante geen recht had op een uitkering op basis van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante had op 5 oktober 2011 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard in het bestreden besluit van 19 oktober 2011. De rechtbank oordeelde dat appellante niet tijdig had gehandeld en dat er geen verschoonbare omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen.

In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere gronden, waarbij zij aanvoerde dat zij niet op de hoogte was van de termijn voor het indienen van bezwaar. Ze had begrepen dat ze moest wachten op informatie van de verzekeringsarts. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen verschoonbare termijnoverschrijding aannam, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, met I.J. Penning als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 2 november 2012.

Uitspraak

12/2226 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 7 maart 2012, 11/1755 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 2 november 2012
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2012. Appellante is met berichtgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.H.M.A. Swarts.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 5 juli 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante geen recht op een uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen is ontstaan omdat zij met ingang van 12 augustus 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante, gedateerd 5 oktober 2011, tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 19 oktober 2011 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard vanwege te late indiening. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard onder de overweging dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend en niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is te achten.
2. Appellante heeft in hoger beroep de in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald. Zij wist niet dat zij eerder bezwaar moest maken. Zij had begrepen uit telefonische informatie van een medewerker van het Uwv dat zij moest wachten met bezwaar maken totdat de verzekeringsarts de bij de huisarts opgevraagde informatie had ontvangen. In hoger beroep heeft appellante geen andere gronden ingediend. Evenmin heeft zij deze gronden anders onderbouwd dan zij in beroep heeft gedaan.
3.1. De Raad overweegt het volgende.
3.2. Terecht en op basis van een juiste motivering heeft de rechtbank in de door appellante aangevoerde omstandigheden geen aanleiding gezien om aan te nemen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft daaraan overigens niets toe te voegen.
3.3. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2012.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) I.J. Penning
TM