ECLI:NL:CRVB:2012:BY2079

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-528 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid voor werk na ziekteverzuim en Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De appellant, die in dienst was bij de Stichting [naam stichting] als hulpkracht, was op 9 december 2009 door ziekte uitgevallen en zijn dienstverband eindigde op 4 januari 2010. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant op 5 februari 2010 weer geschikt was om zijn eigen werk te doen, maar de appellant maakte hiertegen bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant gedurende een jaar zijn werkzaamheden had verricht met zijn lichamelijke aandoeningen. De Raad oordeelde dat de rapportage van de bedrijfsarts M.J. Mobach, die door de appellant was ingediend, niet voldoende onderbouwde dat de appellant op de datum in geding meer psychische beperkingen ondervond dan door het Uwv was aangenomen. De Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet onzorgvuldig was en dat het Uwv de relevante medische informatie in de besluitvorming had betrokken.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de ondertekening van H.G. Rottier als voorzitter en M.R. Schuurman als griffier.

Uitspraak

11/528 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 20 december 2010, 10/836 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 31 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2010. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is op 5 januari 2009 in dienst getreden van de Stichting [naam stichting] in de functie van hulpkracht voor 36 uur per week voor de periode van een jaar. In die functie verrichtte hij inpakwerkzaamheden. Op 9 december 2009 is hij door ziekte uitgevallen voor zijn werkzaamheden. Op 4 januari 2010 is het dienstverband geëindigd.
1.2. Op 5 februari 2010 heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden waarbij appellant is onderzocht door een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts. Naar aanleiding van dat onderzoek is bij besluit van 5 februari 2010 vastgesteld dat appellant volgens de Ziektewet (ZW) weer geschikt was om zijn eigen werk te doen. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. In het kader van dat bezwaar is appellant op 18 maart 2010 onderzocht door een voor het Uwv werkzame bezwaarverzekeringsarts. Naar aanleiding van dat onderzoek is door het Uwv een aantal vragen voorgelegd aan de behandelaars van appellant en is nadere medische informatie opgevraagd. Nadat die informatie is ontvangen heeft het Uwv bij besluit van 8 april 2010 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek niet onzorgvuldig was of dat het gebaseerd was op onjuiste medische gegevens. De rechtbank heeft er daarbij op gewezen dat het Uwv informatie van de behandelend sector in de besluitvorming heeft betrokken.
3. In hoger beroep heeft appellant - kortweg - gesteld dat hij op de datum in geding psychisch meer beperkingen ondervond. Appellant onderbouwt dat aan de hand van een rapportage van bedrijfsarts M.J. Mobach van 5 juni 2010 ten behoeve van de gemeente Heerenveen. Daarnaast stelt appellant dat hij met zijn rechterarm niet zijn eigen werk kon uitvoeren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar onderdeel 3.1 van de aangevallen uitspraak.
4.2. Door het Uwv is in hoger beroep weerlegd dat uit de rapportage van 5 juni 2010 zou volgen dat appellant meer psychische beperkingen ondervindt dan door het Uwv zijn aangenomen. Daarbij wijst het Uwv er terecht op dat de doelstelling van die rapportage een andere is dan de beoordeling van de aanspraak op een ZW-uitkering zoals hier aan de orde. Tevens wijst het Uwv erop dat het antidepressivagebruik in de besluitvorming is betrokken. Ten slotte wijst het Uwv er terecht op dat appellant met zijn lichamelijke aandoeningen zijn werkzaamheden gedurende een jaar heeft verricht. Aangezien die lichamelijke aandoeningen dezelfde zijn gebleven volgt daaruit dat hij niet ongeschikt is voor dat werk.
4.3. Aangezien voor het overige wordt onderschreven wat de rechtbank heeft vastgesteld en overwogen, wordt volstaan te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) M.R. Schuurman
GdJ