ECLI:NL:CRVB:2012:BY1858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling ingangsdatum wettelijke rente bij schadevergoeding in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum van de wettelijke rente bij schadevergoeding in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het college van burgemeester en wethouders van Huizen was betrokken. De Raad heeft vastgesteld dat de wettelijke rente niet eerder kan ingaan dan de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin de beslistermijn voor de toekenning van bijstand is verstreken. In dit geval was de aanvraag van appellant ontvangen op 8 september 2006, en de beslistermijn bedroeg acht weken. Dit leidde tot de conclusie dat de wettelijke rente pas op 1 december 2006 kon ingaan.
De Raad heeft de beroepsgrond van appellant verworpen dat het college ten onrechte alleen wettelijke rente heeft vergoed en niet de daadwerkelijk geleden schade door vertraging in de uitbetaling van bijstand. De Raad heeft benadrukt dat de vergoeding van de wettelijke rente wordt geacht alle schade door vertraging in de voldoening van een geldsom te dekken. Daarnaast is de beroepsgrond van appellant dat de ingangsdatum van de wettelijke rente eerder zou moeten zijn, ook afgewezen. De Raad heeft geconcludeerd dat de eerdere datum van 1 november 2006, zoals door het college vastgesteld, niet onterecht was.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.P.M. Zeijen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.