ECLI:NL:CRVB:2012:BY1400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- M.C. Bruning
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigde WIA-uitkering zonder schending van het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.P. van Knippenbergh, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tot terugvordering van een bedrag van € 7.064,84 wegens onverschuldigde betaling van WIA-uitkeringen. De appellante had aanvankelijk een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, welke door het Uwv werd goedgekeurd. Echter, na een reeks van besluiten, waaronder een weigering van de uitkering en een toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering, ontving appellante ten onrechte een bedrag dat later door het Uwv werd teruggevorderd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 26 oktober 2012 geoordeeld dat er geen sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel. De Raad concludeerde dat appellante niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de mededelingen van het Uwv dat de terugvordering niet aan de orde zou zijn. De Raad heeft vastgesteld dat er geen ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan die het vertrouwen van appellante konden rechtvaardigen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de terugvordering niet leidde tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor appellante. De uitspraak benadrukt de verplichting van het Uwv om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen, tenzij er sprake is van een dringende reden, wat in dit geval niet werd aangetoond.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C.W.J. Schoor als voorzitter, en de leden M.C. Bruning en C.C.W. Lange. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.