ECLI:NL:CRVB:2012:BY1215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- C.C.W. Lange
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het maandelijks aflossingsbedrag in het kader van terugvordering van uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering ingevolge de Ziektewet door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd bevestigd. De rechtbank had geoordeeld dat de terugvordering onaantastbaar was geworden en dat het Uwv de aflossingscapaciteit van appellante had vastgesteld op € 52,02 per maand. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij aan het Uwv niets verschuldigd is en dat het Uwv ten onrechte haar uitkering heeft teruggevorderd, wat heeft geleid tot een acute noodsituatie door loonbeslag.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante geen zelfstandige gronden heeft aangevoerd tegen de hoogte van het aflossingsbedrag. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de claim dat het Uwv geen vordering op haar heeft, niet overtuigend geacht. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het aflossingsbedrag correct is vastgesteld, rekening houdend met de gezinssituatie van appellante en het loonbeslag dat door de gemeente Almere is gelegd.
De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het aflossingsbedrag van € 52,02 niet onjuist is vastgesteld. De rechtmatigheid van de terugvordering zelf kon in deze procedure niet aan de orde komen, aangezien daarover eerder is beslist. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.J.T. van den Corput als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2012.