ECLI:NL:CRVB:2012:BY1101
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens verblijf in het buitenland en de beoordeling van acute noodsituaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan appellant, die langer in het buitenland verbleef dan toegestaan. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had toestemming voor vakantie in het buitenland van 15 juli 2010 tot en met 11 augustus 2010. Hij kreeg ook toestemming om tot 12 oktober 2010 in Marokko te blijven vanwege medische redenen. Appellant keerde echter pas op 16 januari 2011 terug naar Nederland.
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft op 26 oktober 2010 de bijstand van appellant ingetrokken met ingang van 12 oktober 2010, omdat hij langer in het buitenland verbleef dan was toegestaan. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de intrekking van de bijstand vanaf 14 oktober 2010 in stand gelaten.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er sprake was van een acute noodsituatie, omdat hij tijdens zijn verblijf in Marokko ziek was geworden en in het ziekenhuis was opgenomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de medische gegevens die appellant heeft overgelegd, geen bewijs leveren voor een acute noodsituatie vanaf 14 oktober 2010. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet heeft aangetoond dat hij na 13 oktober 2010 in een situatie verkeerde die volstrekt onvermijdelijk bijstand vereiste.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.