ECLI:NL:CRVB:2012:BY0909

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6862 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstand wegens niet verschijnen op werk bij cateringbedrijf

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlaging van de bijstand van appellante op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving sinds 27 augustus 2009 bijstand, maar heeft op 25 juni 2010 in strijd met haar arbeidsverplichting niet verschenen op haar eerste werkdag bij een cateringbedrijf. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft daarop de bijstand van appellante verlaagd met € 200,-- gedurende een maand. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze verlaging, maar het college heeft dit gedeeltelijk gegrond verklaard en de verlaging gehandhaafd.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat de verlaging onevenredig hoog is, gezien haar financiële situatie. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, omdat zij zonder bericht niet is verschenen op haar werk. De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake is van verwijtbaarheid, waardoor het college verplicht was de bijstand te verlagen.

De Raad heeft geconcludeerd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verlaging van € 200,-- onredelijk zwaar voor haar was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/6862 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
30 november 2010, 10/4547 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 23 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 25 september 2012. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt sinds 27 augustus 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Op haar zijn de arbeidsverplichtingen van toepassing.
1.2. Bij besluit van 15 juli 2010 heeft het college de bijstand van appellante verlaagd met 100% gedurende een maand. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat appellante op 25 juni 2010 in strijd met de op haar rustende arbeidsverplichting van artikel 9 van de WWB niet is verschenen op haar eerste werkdag bij [naam catering].
1.3. Bij besluit van 26 augustus 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 15 juli 2010 gedeeltelijk gegrond verklaard en de verlaging van de bijstand beperkt tot € 200,-- gedurende een maand.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en, samengevat, het volgende aangevoerd. Zij heeft aan al haar verplichtingen voldaan, zodat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Voorts is het gekorte bedrag onevenredig hoog, omdat appellante in een zeer precaire financiële situatie zit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Anders dan appellante stelt, heeft zij niet aan haar verplichtingen voldaan. Zij is immers op 25 juni 2010 niet verschenen op haar werk bij [naam catering] dat haar is aangeboden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, van de WWB.
4.2. Ingevolge artikel 18, tweede lid, laatste volzin, van de WWB wordt van een verlaging afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Daarvan is hier geen sprake. Appellante wist dat zij op haar werk moest verschijnen en heeft hiervan, zonder bericht, afgezien. Daarmee is appellante te ernstig tekort geschoten in het meewerken aan een voorziening die haar in het kader van de WWB is aangeboden. Dit brengt mee dat het college op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB in verbinding met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Afstemmingsverordening Inkomensvoorziening van de gemeente Amsterdam (Afstemmingsverordening) gehouden was de bijstand van appellante eenmalig met € 200,-- te verlagen.
4.3. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Afstemmingsverordening kan het college de verlaging lager vaststellen als de belanghebbende door het bedrag van de verlaging of het percentage van de verlaging onredelijk zwaar wordt getroffen. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van de eenmalige verlaging van € 200,-- onredelijk zwaar is getroffen.
4.4. Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2012.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) J.M. Tason Avila
HD