ECLI:NL:CRVB:2012:BY0891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot medewerking aan vestiging van krediethypotheek bij bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Cuijk, die hem had verplicht mee te werken aan de vestiging van een krediethypotheek in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellant ontving bijstand in de vorm van een geldlening, omdat hij over in zijn woning gebonden vermogen beschikte. Het college had aan de bijstandsverlening de voorwaarde verbonden dat, indien de appellant niet binnen zes maanden uitstroomde naar werk, hij moest meewerken aan het vestigen van een krediethypotheek tot een maximum van € 69.005,64.
De Raad heeft vastgesteld dat het college zijn bevoegdheid op juiste wijze heeft toegepast en dat er geen aanleiding was om van het beleid af te wijken. De appellant had aangevoerd dat het college hem had moeten re-integreren in de arbeidsmarkt met behulp van Europese subsidies, maar de Raad oordeelde dat dit geen grond vormde om de verplichting tot medewerking aan de hypotheek te laten vervallen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van het college om voorwaarden te stellen aan bijstandsverlening en de noodzaak voor de appellant om aan deze voorwaarden te voldoen.