ECLI:NL:CRVB:2012:BY0587

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2887 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herplaatsing en ontslag van ambtenaar bij Staatsbosbeheer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de directeur van Staatsbosbeheer (SBB) inzake zijn ontslag. Appellant was sinds 1 december 2006 in dienst als opzichter algemeen, maar kreeg vanaf het begin kritiek op zijn managementstaken en ontwikkelde in 2007 stressklachten. In 2009 werd er gesproken over het vinden van een andere functie voor appellant, maar het traject met een extern bureau leverde geen resultaat op. Op 4 februari 2010 werd appellant eervol ontslagen op basis van onbekwaamheid, wat hij aanvocht. De directeur had in een eerder besluit de beoordeling van appellant gewijzigd, maar het ontslag bleef gehandhaafd.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar in hoger beroep oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat de directeur onvoldoende inspanningen had geleverd om appellant te herplaatsen binnen SBB. De Raad oordeelde dat het enkel aankaarten van de positie van appellant in een overleg tussen districten niet voldeed als een serieuze poging tot herplaatsing. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vernietigde zowel de uitspraak van de rechtbank als het besluit van de directeur. De directeur werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de Raad en werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R. Kooper als voorzitter en J.G. Treffers en B.J. van de Griend als leden. De uitspraak vond plaats op 11 oktober 2012, na een zitting op 30 augustus 2012, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. van der Veen, en de directeur werd vertegenwoordigd door mr. I. Brouwer en drs. S.H. de Jonge.

Uitspraak

11/2887 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 april 2011, 10/5369 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Directeur Staatsbosbeheer (directeur)
Datum uitspraak: 11 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr M.J. van der Veen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De directeur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Veen. De directeur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Brouwer en drs. S.H. de Jonge.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is met ingang van 1 december 2006 als opzichter algemeen in dienst getreden van Staatsbosbeheer (SBB). Bij SBB was er van begin af aan kritiek op de wijze waarop hij zijn managementstaken verrichtte. In 2007 werd vastgesteld dat appellant daarbij stressklachten ontwikkelde. Dit is met appellant besproken, die vertelde daarmee rekening te zullen houden. In de loop van 2009 is met appellant gesproken over vinden van een andere, passende functie, intern of extern. Hem werd voorgesteld hierbij een extern bureau te betrekken. In juli 2009 is dat bureau met appellant aan de slag gegaan, met de bedoeling ook duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of appellant naar zijn functie van opzichter terug kan keren. Het traject is zonder resultaat beëindigd.
1.2. Zoals appellant vroegtijds was aangekondigd, is in november 2009 over zijn functioneren over het tijdvak van 1 november 2008 tot 1 oktober 2009 een beoordeling opgemaakt. Blijkens deze beoordeling, die op 17 december 2009 is vastgesteld, is de beoordeling van de functievervulling in haar geheel wat kwaliteit en kwantiteit betreft, met A (ongeschikt) beoordeeld. Tegen de beoordeling heeft appellant bezwaar gemaakt
1.3. Bij besluit van 4 februari 2010 is appellant op grond van artikel 98, eerste lid aanhef en onder g, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) met ingang van 15 maart 2010 eervol ontslag uit zijn functie van opzichter verleend. Tegen dit besluit heeft appellant eveneens bezwaar gemaakt.
1.4. Bij besluit van 7 september 2010 (bestreden besluit) heeft de directeur, in zoverre in overeenstemming met het advies van de bezwaaradviescommissie, de beoordeling gewijzigd ten aanzien van de functievervulling in haar geheel. Voor het overige - ook wat betreft het ontslag - zijn de bezwaren ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep opgevat als zijnde enkel gericht tegen het bestreden besluit betreffende het ontslagbesluit en dit beroep ongegrond verklaard.
3.1. Gelet op hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.2. Op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het ARAR kan een ambtenaar worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Dat deze ontslaggrond ten tijde hier van belang op appellant van toepassing was, is niet (meer) in geschil. Wel heeft appellant betoogd dat de directeur nagelaten heeft het ontslag vooraf te laten gaan door een deugdelijk herplaatsingsonderzoek en daarmee onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld.
3.3. De directeur is niet op grond van enige wettelijke bepaling verplicht een herplaatsingsonderzoek te verrichten voordat hij overgaat tot ontslag wegens ongeschiktheid. De directeur heeft evenwel in dit geval bijzondere omstandigheden aanwezig geacht die hem overeenkomstig staand beleid ertoe hebben gebracht om uit een oogpunt van zorgvuldigheid te proberen appellant een passende functie aan te bieden. Daarbij is vooral in aanmerking genomen dat appellant in een laat stadium van zijn carrière bij SBB is binnengehaald, hoewel men zijn problemen in wezen reeds kende.
3.4. Tot een aanbod van een passende functie is het niet gekomen. In de eerste plaats is duidelijk dat de pogingen van de directeur om appellant te herplaatsen gericht waren op plaatsing buiten SBB. Verder moet, met de bezwaarschriftcommissie, worden geoordeeld dat het enkel aankaarten van de positie van appellant in een overleg tussen districten van SBB een onvoldoende inspanning inhoudt om appellant binnen SBB herplaatst te krijgen. De Raad is niet gebleken dat appellant eisen heeft gesteld die aan verdere inspanningen van de directeur in de weg stonden.
3.5. Nu de directeur bij de begeleiding van appellant niet de inspanningen heeft ontplooid die volgens het bestreden besluit aan de dag zijn gelegd, komt de Raad tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is genomen.
3.6. Dit heeft de rechtbank niet onderkend. De aangevallen uitspraak moet dus worden vernietigd. De Raad zal ook het bestreden besluit vernietigen en de directeur opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen. Daarbij dient de directeur ook acht te slaan op het verzoek van appellant om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure.
4. Er is aanleiding om de directeur te veroordelen in de proceskosten van appellant, tot een bedrag van € 1.748,- wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en in hoger beroep.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 7 september 2010;
- bepaalt dat de directeur een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de directeur aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 377,- vergoedt;
- veroordeelt de directeur in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.748,-.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper als voorzitter en J.G. Treffers en B. J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2012.
(getekend) R. Kooper
(getekend) S.K. Dekker