ECLI:NL:CRVB:2012:BY0445

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2481 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van teveel ontvangen persoonsgebonden budget (pgb) over 2008

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel ontvangen persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor over het jaar 2008. De appellant, vertegenwoordigd door zijn curator, heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van € 5.163,25 die het Zorgkantoor in een besluit van 11 maart 2009 had opgelegd. De curator stelt dat er over 2007 en 2008 samen meer kosten zijn verantwoord dan het pgb dat voor die jaren is verleend, en dat het Zorgkantoor had moeten verrekenen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak.

De Raad overweegt dat er geen grond is voor een proceskostenveroordeling en dat de belangenafweging die het Zorgkantoor heeft gemaakt, niet tot de conclusie leidt dat het Zorgkantoor van terugvordering had moeten afzien. De curator heeft niet aangetoond dat de appellant, die onder curatele staat en geen financiële middelen heeft, onaanvaardbare financiële consequenties zal ondervinden van de terugvordering. Het Zorgkantoor heeft terecht gesteld dat de appellant een uitkering ontvangt, waardoor financiële overwegingen geen rol spelen bij de terugvordering.

De Raad concludeert dat de appellant niet heeft aangetoond dat er een wettelijke basis is voor de door hem gewenste verrekening van kosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H.C.P. Venema als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en A.J. Schaap als leden, in aanwezigheid van griffier P.J.M. Crombach.

Uitspraak

10/2481 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 31 maart 2010, 09/5021 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
Achmea Zorgkantoor (Zorgkantoor)
Datum uitspraak 17 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.H. Prins hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2012. Voor appellant is verschenen [naam curator], curator van appellant (curator), bijgestaan door mr. Prins. Het Zorgkantoor is vertegenwoordigd door mr. I. Punt.
OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten.
1.2. Het Zorgkantoor heeft in een besluit van 11 maart 2009 van appellant teruggevorderd teveel ontvangen persoonsgebonden budget (pgb) over 2008 tot een bedrag van € 5.163,25. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Dat bezwaar heeft het Zorgkantoor ongegrond verklaard bij een besluit van 21 augustus 2009. Daartegen heeft appellant beroep ingesteld.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen, kort weergegeven, dat de Regeling subsidies AWBZ (Regeling) geen grond vormt om het terugvorderingbesluit te vernietigen. Ook had het Zorgkantoor op grond van een belangenafweging niet hoeven afzien van terugvordering.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant over 2008 een bedrag van € 5.163,25 minder aan kosten heeft verantwoord dan het over dat jaar verleende pgb. Wel is tussen partijen de terugvordering van dat bedrag in geschil.
3.2. De curator stelt dat hij over het jaar 2007 ten opzichte van het verleende pgb teveel aan kosten heeft verantwoord tot een bedrag van € 6.872,88. Dat was omdat appellant in dat jaar veel meer zorg nodig had. De curator is met de zorgverlener overeengekomen dat deze voor de in 2007 verleende zorg gedeeltelijk het budget van 2008 kon gebruiken. Over 2007 en 2008 samen heeft de curator meer aan kosten verantwoord dan voor die jaren aan pgb is verleend. Het Zorgkantoor had de in 2007 teveel verantwoorde kosten moeten verrekenen met de in 2008 minder verantwoorde kosten. Ook op grond van de belangenafweging had het Zorgkantoor van terugvordering moeten afzien. Appellant is onder curatele gesteld en hij heeft geen financiële middelen. Als hij het terugvorderingbedrag moet betalen, leidt dat tot onaanvaardbare financiële consequenties. Hij heeft nagenoeg geen draagkracht om af te lossen.
3.3. Het Zorgkantoor stelt dat hij op grond van de Regeling terecht tot terugvordering is overgegaan. In het kader van de belangenafweging stelt het Zorgkantoor dat appellant een uitkering heeft, zodat financiële overwegingen geen rol spelen bij de vraag of wordt teruggevorderd. Het belang van het Zorgkantoor is hierin gelegen dat hij het uit het oogpunt van kostenbeheersing niet kan toestaan dat budgethouders op voorhand kosten maken uit een pgb dat nog niet is vastgesteld. In het geval een budgethouder voor hogere kosten komt te staan, ligt het op zijn weg om het Zorgkantoor hiervan op de hoogte te stellen en bij het indicatieorgaan een hogere indicatie aan te vragen en niet om eigenmachtig op te treden.
3.4. Noch de Regeling, noch afdeling 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht, noch een andere wettelijke regeling biedt een verrekeningsmogelijkheid zoals appellant voorstaat. De aan te leggen belangenafweging leidt ook niet tot het oordeel dat het Zorgkantoor van terugvordering had moeten afzien, omdat hij de onder 3.3 verwoorde belangen als zwaarder wegend heeft kunnen aanmerken. In het bijzonder had van (de curator namens) appellant verwacht mogen worden om met het Zorgkantoor contact op te nemen over de kosten in 2007. Het pgb over 2007 was in oktober van dat jaar immers al uitgegeven. Gelet op het uitgavenpatroon over 2007 had de curator medio dat jaar al kunnen voorzien dat hij aan het eind van dat jaar onvoldoende pgb over zou hebben om de maandelijkse zorg te bekostigen.
3.5. Overigens heeft het Zorgkantoor steeds herhaald een afbetalingsregeling te willen treffen. In de te treffen regeling speelt de draagkracht van appellant een bepalende rol.
4. Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) P.J.M. Crombach
HD