ECLI:NL:CRVB:2012:BY0320

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4165 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor kosten van vervanging van een koelkast en kozijnen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijzondere bijstand aan appellante, die al jaren bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van een koelkast en kozijnen, alsook voor hoge woonlasten. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had haar voor de koelkast een lening van € 280,-- verstrekt, maar de overige aanvragen waren afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.

De Raad oordeelde dat het hoger beroep voor zover het de leenbijstand voor de koelkast betreft, niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Dit was het gevolg van een besluit van het college dat appellante de lening niet meer hoefde terug te betalen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten voor de vervanging van de kozijnen en de woonlasten rechtvaardigden. De Raad stelde dat deze kosten voorzienbaar waren en uit het inkomen moesten worden bestreden. De keuze van appellante om terug te keren naar haar voormalige echtelijke woning, terwijl zij op bijstandsniveau leefde, werd ook in de beoordeling betrokken. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling, aangezien het college niet verplicht was om op het verzoek om schadevergoeding te beslissen.

De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bijstandsontvangers om kosten te kunnen voorzien en te reserveren, en dat bijzondere bijstand alleen wordt verleend in uitzonderlijke gevallen waar bijzondere omstandigheden aan de orde zijn.

Uitspraak

10/4165 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 juni 2010, 09/2105 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
Datum uitspraak 16 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.A. van der Kleij, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Kleij. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N. Massier.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt reeds jaren bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2. Op 16 oktober 2008 heeft appellante een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van een koelkast, de kosten van vervanging van de kozijnen aan de achterzijde van de eigen woning en de hoge woonlasten (woonkostentoeslag).
1.3. Bij besluit van 20 februari 2009 heeft het college aan appellante voor de kosten van vervanging van de koelkast bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verleend voor een bedrag van € 280,--, waarbij het aflossingsbedrag is vastgesteld op € 59,12 per maand. Voor het overige is de aanvraag afgewezen.
1.4. Bij besluit van 15 oktober 2009 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 20 februari 2009 gedeeltelijk gegrond verklaard, het aflossingsbedrag vastgesteld op nihil, het besluit van 20 februari 2009 voor het overige gehandhaafd en de kosten in bezwaar tot een bedrag van € 644,-- vergoed. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat, het volgende ten grondslag. De bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van de koelkast is terecht als lening verstrekt. De afgeloste leenbijstand zal, als gevolg van de vaststelling van het aflossingsbedrag op nihil, worden teruggestort. De afwijzing van de aanvraag om bijstand voor de kosten van vervanging van de kozijnen en de woonkostentoeslag blijft in stand. Deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die bestreden dienen te worden uit het inkomen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die een afwijking van de algemene regel rechtvaardigen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep, samengevat, het volgende aangevoerd. De bijzondere bijstand voor de koelkast had op grond van het beleid van het college alsmede op grond van de toezegging in bezwaar om niet moeten worden verleend. De rechtbank heeft ten aanzien van de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van vervanging van de kozijnen en de woonkostentoeslag ten onrechte de keuze van appellante om in haar woning te blijven wonen aan haar tegengeworpen. Die keuze is immers verantwoord. Voor zover moet worden geoordeeld dat die keuze minder of niet verantwoord is, had met een verlaging van de bijzondere bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB moeten worden volstaan (zie CRvB 2 maart 2010, LJN BL7308). Nu appellante is aangewezen op een inkomen ter hoogte van het sociaal minimum, geen uitzicht bestaat op een inkomensverbetering en geen ruimte bestaat om uit het inkomen de onkosten te voldoen, zijn er bijzondere omstandigheden die de verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigen. De rechtbank had het college in de proceskosten moeten veroordelen, nu naar aanleiding van het beroep alsnog € 5,40 aan renteschade is vergoed.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ter zitting van de Raad is gebleken dat het college bij besluit van 4 april 2012 heeft besloten dat appellante de leenbijstand van € 280,-- voor de kosten van vervanging van de koelkast niet meer hoeft terug te betalen. Dit besluit brengt mee dat een beoordeling van de hoger beroepsgrond van appellante dat het bedrag van € 280,-- om niet had moeten worden verleend, geen feitelijke betekenis meer kan hebben. Appellante heeft desgevraagd verklaard dat haar procesbelang bij de beoordeling van deze hoger beroepsgrond thans nog is gelegen in een veroordeling van het college in de kosten van de bezwaarprocedure. Die kosten zijn echter al vergoed bij het bestreden besluit. Dit betekent dat het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op de leenbijstand voor de koelkast wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.2. Ten aanzien van de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van vervanging van de kozijnen en de woonkostentoeslag wordt het volgende overwogen.
4.2.1. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2.2. De maandelijkse woonlasten en de kosten van onderhoud van de eigen woning, waaronder de kosten van vervanging van kozijnen, behoren tot de periodiek respectievelijk incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van een huiseigenaar. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.2.3. Met het college en de rechtbank is de Raad van oordeel dat hier geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten. De betreffende kosten waren voorzienbaar en dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen. Dat appellante als gevolg van haar lage inkomen en hoge woonlasten niet of onvoldoende heeft kunnen reserveren, kan haar niet baten. Al in 2001, toen appellante ervoor koos vanuit haar huurwoning terug te keren naar de voormalige echtelijke woning, leefde zij van een inkomen op bijstandsniveau en wist zij dat de woonlasten, mede gelet op de slechte staat van onderhoud van de woning, relatief hoog zouden zijn. De rechtbank heeft die keuze dan ook terecht betrokken in de beoordeling of sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB. Het feit dat het college destijds bij de terugkeer van appellante naar de eigen woning bereid is geweest aan haar bijzondere bijstand te verlenen voor reparaties aan haar woning, vormt evenmin een bijzondere omstandigheid, omdat het college op grond van die eenmalige bijstandsverlening niet verplicht is om ook voor de nadien ontstane en steeds terugkomende woonlasten bijzondere bijstand te verlenen.
4.2.4. Het beroep van appellante op de uitspraak van de Raad van 2 maart 2010, LJN BL7308, kan haar niet baten, reeds omdat het in die uitspraak, anders dan in het onderhavige geval, ging om kosten die wel voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden.
4.3. De stelling van appellante dat de rechtbank het college in de proceskosten had moeten veroordelen, nu naar aanleiding van het beroep alsnog € 5,40 aan renteschade is vergoed, treft geen doel. Het college was wel bevoegd maar niet verplicht om in het bestreden besluit te beslissen op het in het bezwaarschrift gedane verzoek om vergoeding van renteschade als gevolg van het besluit van 20 februari 2009. Ook in het op 1 juli 2009 in werking getreden artikel 4:125 van de Algemene wet bestuursrecht, waarop appellante zich heeft beroepen, kan een dergelijke verplichting niet worden gelezen. Het ontbreken van een beslissing op het verzoek om vergoeding van schade in het bestreden besluit leidt daarom niet tot de conclusie dat het bestreden besluit als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Dit betekent dat geen grond bestaat voor een proceskostenveroordeling in beroep.
4.4. Uit 4.2 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van de aanvraag niet slaagt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover dat betrekking heeft op de leenbijstand voor de koelkast;
-bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2012.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) R. Scheffer
HD